ECLI:NL:GHAMS:2023:3651

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-001263-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van cannabis met taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het rijden onder invloed van cannabis. De verdachte, geboren in 1980, had op 13 augustus 2021 te Amsterdam een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed was van cannabis, zoals vastgesteld door een bloedonderzoek. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden. De verdachte was van mening dat de straf te zwaar was en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn bezwaren tegen de eerdere veroordeling toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij de straf te hoog vond en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk en voor zijn kinderen. Zijn raadsvrouw heeft gepleit voor een voorwaardelijke taakstraf, waarbij zij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte benadrukte, waaronder zijn eerdere PTSS en de impact van de straf op zijn leven. De advocaat-generaal heeft echter gepleit voor handhaving van de eerdere straf, gezien de ernst van het feit en de verkeersveiligheid.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van cannabis. Gezien de recidive en de ernst van het feit, heeft het hof besloten om de eerdere straf te handhaven, maar heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte is geïnformeerd over zijn recht om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 27 juni 2023
parketnummer 23-001263-22
datum vonnis eerste aanleg 11 mei 2022
parketnummer 96-299942-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 juni 2023.
Tegenwoordig:
mr. E. van Die, raadsheer,
en S. Maerman, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. van Kooij, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ,
adres: [adres01] .
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De verdachte, namens wie hoger beroep is ingesteld, wordt in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij de straf te zwaar vindt.
De raadsvrouw vult aan:
Ik zal ook een punt maken van de bewezenverklaring omdat ik in zal gaan op de accreditatie van het onderzoekslaboratorium.
De raadsheer maakt melding van de volgende bij het hof ingekomen stukken, die in het dossier worden gevoegd:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 8 mei 2023;
  • een reclasseringsadvies rechtszitting van 8 juni 2023;
  • een e-mailbericht van de advocaat-generaal van 22 juni 2023 met in de bijlage een e-mailbericht van 8 februari 2023 van de apotheker dhr. [naam01] betreffende zijn accreditatie.
Desgevraagd geeft de raadsvrouw te kennen niet in het bezit te zijn van het laatstgenoemde stuk. Uit handen van de raadsheer krijgt de raadsvrouw een exemplaar van het e-mailbericht betreffende de accreditatie van de apotheker dhr. [naam01] .
Op vragen van het hof verklaart de verdachte:
Het klopt dat ik op 13 augustus 2021 te Amsterdam een personenauto heb bestuurd terwijl ik een joint had gerookt. De pijn zit bij mij in het feit dat ik eerlijk ben geweest richting de politie. Ze kwamen alleen voor controle van de papieren van de auto en alleen maar omdat ik eerlijk was, word ik gestraft. Ik vind dat volstaan had kunnen worden met een waarschuwing. Ik had op dat moment een uitkering van de Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), ik was gestrest en het roken van een joint kalmeerde mij. Ik heb mijn rijbewijs nodig voor mijn werk en voor mijn kinderen. Ik krijg van verschillende mensen hulp en ik heb mijn leven op orde. Ik weet dat ik een fout heb gemaakt, maar ik heb ervan geleerd, het gaat nu beter met mij en ik rook nu alleen nog op legale plekken, zoals in de coffeeshop. Ik weet dat het niet gaat om het roken van een joint, maar om het besturen van een auto nadat ik een joint heb gerookt, maar iedereen maakt weleens een foutje.
De raadsvrouw vult aan:
Mijn cliënt vindt het moeilijk om de procedure bij het CBR en de strafrechtelijke procedure van elkaar te onderscheiden. Ik verzoek het hof om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat cliënt nog altijd zijn rijbewijs niet terug heeft. Bovendien zal bij een onherroepelijke veroordeling een tweede strafpunt volgen ten gevolge waarvan het rijbewijs van mijn cliënt ongeldig zal worden verklaard. Gelet op dat dit feit net valt binnen de vijf jaar na het onherroepelijk worden van de vorige veroordeling – en dus niet de pleegdatum – is mijn persoonlijke mening dat dit erg oneerlijk is.
Desgevraagd geven de advocaat-generaal en de raadsvrouw te kennen geen vragen te hebben over de feiten.
De raadsheer gaat over tot de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en houdt de verkorte inhoud van het reclasseringsadvies en het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie voor.
Op vragen van het hof verklaart de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden:
Het was een prettig gesprek met de Reclassering. Ik heb alles eerlijk verteld. Ik kan ook bewijzen dat mijn leven nu beter gaat. Ik probeer te stoppen met het gebruiken van cannabis, maar dat is lastig. Ik heb twee banen. De eerste is op de [baan01] , waarvoor mijn contract vorige week is verlengd. Ik ben ook bezig met een baan in de [baan02] . Ik doe mijn best om mijn leven te beteren en te zijn wie ik graag wil zijn.
Desgevraagd geven de advocaat-generaal en de raadsvrouw te kennen geen vragen te hebben over de persoonlijke omstandigheden en geen behoefte te hebben aan het nader voorhouden van stukken.
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. Zij voert bij deze gelegenheid aan:
Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de uitslag van het bloedonderzoek. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de accreditatie van het onderzoekslaboratorium. Nu het bericht over de accreditatie is binnengekomen kan de accreditatie ook geen discussie meer zijn. De verdachte heeft gereden onder invloed en heeft daarmee de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
De verdachte zegt dat hij in hoger beroep is gekomen omdat hij de straf te hoog vindt. Gelet op straffen in soortgelijke gevallen en de richtlijnen, is de opgelegde straf aan de lage kant. Toch zal ik dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd vorderen, omdat ik kennis heb genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging:
Het bewijsverweer ten aanzien van de accreditatie zal ik laten vervallen en ik beperk mijn verweer tot de straf. Niet wordt betwist dat mijn cliënt heeft gereden onder invloed van verdovende middelen. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat mijn client zich ervan bewust is dat hij fout zit en hij niet meer onder invloed zal gaan rijden. Dit blijkt ook uit de recente Justitiële Documentatie. Mijn cliënt heeft in het leger gezeten en heeft daar PTSS door opgelopen. Dit heeft ervoor gezorgd dat mijn client in de ziektewet terecht is gekomen. Op het moment van het plegen van het feit ging het erg slecht met hem, maar de situatie is nu aanzienlijk veranderd. Cliënt heeft hulp en is nu voor 64% goedgekeurd. Hij ervaart dagelijks hinder van zijn straf. Hij heeft nog steeds geen rijbewijs en moet straks 800 euro betalen voor een nieuwe toets bij het CBR. Ik vraag u hiermee rekening te houden. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om naar zijn werk te kunnen. Cliënt reist nu ’s nachts met het openbaar vervoer naar zijn werk en moet zijn kinderen ook met openbaar vervoer ophalen. Ook valt de recidiveregeling erg slecht uit voor mijn cliënt, omdat gekeken wordt naar de datum van onherroepelijkheid en niet naar de pleegdatum. Mijn cliënt valt om die reden net in de recidiveregeling. Om deze redenen denk ik dat al sprake is geweest van vergelding en ik wil u verzoeken om te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf van twintig uur.
De advocaat-generaal persisteert.
De verdachte voert het laatste woord als volgt:
God zal me de kracht geven om te weten wat voor mij het beste is. Ik bedank u voor uw medewerking. Ik ga mijn leven verbeteren. Het komt misschien ongeloofwaardig over, maar ik neem alle positiviteit mee.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 13 augustus 2021 te Amsterdam, een voertuig, te weten personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 12 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2021 te Amsterdam een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 12 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
Aangezien de verdachte bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd;
  • een proces-verbaal rijden onder invloed met nummer PL1300-2021165348-1 van 13 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] en [verbalisant02] ;
  • een geschrift, zijnde een deskundigenverslag, te weten een rapport drugs in het verkeer van 9 september 2021, opgemaakt door forensisch toxicoloog drs. [naam01] .

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter zijn opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht een voorwaardelijke taakstraf op te leggen omdat al is voldaan aan het aspect van vergelding en zij ervan overtuigd is dat de verdachte niet nogmaals deze fout zal maken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto onder invloed van cannabis. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. Dit brengt een risico voor de verkeersveiligheid met zich. De verdachte heeft zich onverantwoordelijk gedragen door onder invloed van drugs deel te nemen aan het verkeer.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Gelet hierop en gelet op straffen die door strafrechters meestal worden opgelegd in soortgelijke zaken is de in eerste aanleg opgelegde straf alleszins mild. Dit maakt ook dat niet kan worden volstaan – zoals verzocht door de raadsvrouw – met een geheel voorwaardelijke straf.
Gelet op persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting zijn toegelicht, zal het hof evenwel geen hogere straf opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd en om die reden dezelfde straf opleggen. Gelet op de recidive is het hof van oordeel dat een voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid nodig is als stok achter de deur.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en bij afwezigheid van de griffier uitsluitend door de raadsheer is ondertekend.