In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2021. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het medeplegen van het aanwezig hebben van 108 kilogram hennep. Tijdens de zitting op 6 april 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij een pand huurde van een medeverdachte en dat hij daar regelmatig kwam. In het pand werd op 19 mei 2016 zwart plastic verpakkingsmateriaal aangetroffen dat naar hennep rook, evenals andere apparatuur die vaak in verband wordt gebracht met hennepproductie. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 8.000,00, te vervangen door 75 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten om een gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, voorwaardelijk, en de geldboete te handhaven. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de beslissing genomen om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.