ECLI:NL:GHAMS:2023:3764

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23-002724-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in haar hoger beroep. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor het spuiten van graffiti op een metrostel, met een gevangenisstraf van tien dagen als gevolg. De politierechter had de zaak op 8 augustus 2022 behandeld, maar de verdachte had pas op 18 oktober 2022 hoger beroep ingesteld, wat buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen viel. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat zij bijstand had van een beëdigde tolk in de Spaanse taal. De advocaat-generaal concludeerde dat de verdachte niet ontvankelijk verklaard moest worden in haar hoger beroep, omdat de dagvaarding in persoon was betekend en de verdachte niet tijdig had gereageerd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting bij de politierechter en dat zij pas na ontvangst van de uitspraak hoger beroep had ingesteld. Het hof oordeelde echter dat de politierechter niet in strijd met het EVRM had gehandeld door de zaak bij verstek te behandelen. Uiteindelijk verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, met de mogelijkheid voor de verdachte om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting

GERECHTSHOF AMSTERDAM

datum arrest 22 mei 2023
parketnummer 23-002724-22
datum vonnis eerste aanleg 8 augustus 2022
parketnummer 13-170213-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 22 mei 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.A.E. van Noort, raadsheer,
en mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Weening, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Aangezien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, vindt het onderzoek plaats met bijstand van C.M. Chaparro Nemseff, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Spaanse taal. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C.M. van Ommeren, advocaat te Rotterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen zij zal horen en deelt haar mee dat zij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en houdt aansluitend haar requisitoir. De advocaat-generaal concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van de verdachte in haar hoger beroep, nu de dagvaarding in persoon aan haar is betekend, de zitting van de politierechter plaatsvond op 8 augustus 2022 en het hoger beroep pas is ingesteld op 18 oktober 2022. Zij legt haar vordering aan het gerechtshof over.
De raadsman deelt mee dat het vonnis op 15 oktober 2022 aan de verdachte in persoon is betekend en dat hiertegen kort daarna hoger beroep is ingesteld. De raadsman verzoekt de verdachte te ontvangen in haar hoger beroep en de zaak vandaag inhoudelijk te behandelen.
De verdachte verklaart:
Ik kan me herinneren dat ik nadat ik uit de politiecel was vrijgelaten en mocht vertrekken een plastic zak kreeg overhandigd met daarin meerdere papieren. Ik heb bij het ontvangen daarvan geen uitleg gekregen over de inhoud. Ik heb me van die zak ontdaan, omdat ik niet meer aan mijn aanhouding herinnerd wilde worden.
De raadsman deelt mee:
De verdachte is vandaag speciaal voor de behandeling van deze strafzaak naar Nederland gevlogen. Zij wilde er alles aan doen om hierbij aanwezig te zijn. De verdachte was niet op de hoogte van de behandeling van haar zaak bij de politierechter. De zaak is op 8 augustus 2022 toch inhoudelijk behandeld en afgedaan.
De verdachte is veroordeeld voor het spuiten van graffiti op een metrostel. De politierechter heeft haar voor ‘beschadiging’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen. Ik vind deze door de politierechter opgelegde straf onredelijk zwaar, nu de richtlijn hiervoor uitkomt op een geldboete van € 425. De verdachte was first offender. Daarbij komt dat haar levenshouding en omstandigheden sindsdien enorm zijn veranderd. Zij is nu in staat om een geldboete (conform de richtlijn) te voldoen.
De verdachte verklaart:
Als ik van de zitting bij de politierechter op de hoogte was geweest, zou ik daar zeker naar toe zijn gegaan.
De advocaat-generaal deelt mee:
Ik begrijp het belang dat de verdachte bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep heeft. Gelet op de wet en de feiten en omstandigheden van deze zaak, kan het hof daar in dit geval niet aan toekomen. Het is in het algemeen belang dat zekerheid kan worden ontleend aan de status (van onherroepelijkheid) van rechterlijke uitspraken. Uit het proces-verbaal volgt dat de dagvaarding in persoon en met behulp van een tolk aan de verdachte is uitgereikt. De politierechter heeft daarom niet gehandeld in strijd met het EVRM door de zaak bij verstek te behandelen.
De raadsman deelt mee:
De verdachte is niet bewust luchthartig met de stukken betreffende de behandeling van haar strafzaak omgegaan. Zij was echt niet op de hoogte van de politierechterzitting. Het hoger beroep is direct na ontvangst van de mededeling van de uitspraak ingesteld.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer onderbreekt het onderzoek voor beraad. Na hervatting sluit de raadsheer het onderzoek en deelt mee dat het hof onmiddellijk uitspraak zal doen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =

AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet ontvankelijk zal worden verklaart in haar hoger beroep.
De verdediging heeft verzocht de verdachte te ontvangen in haar hoger beroep en de zaak vandaag inhoudelijk te behandelen.
De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 8 augustus 2022 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. Blijkens het proces-verbaal van relaas van de politie, eenheid Amsterdam, is de inleidende dagvaarding op 7 juli 2022 in persoon aan de verdachte betekend. Bij deze dagvaarding is een vertaling gevoegd en de verdachte is door een tolk in de Spaanse taal op de hoogte gebracht van de strekking van de dagvaarding. De verdachte is op 8 augustus 2022 bij verstek veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 18 oktober 2022. Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen is ingesteld, zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, hoe ongewenst deze uitkomst in deze zaak ook is. In dat verband merkt het hof nog op dat in hoger beroep – ingeval van een bewezenverklaring – hoogstwaarschijnlijk geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zou zijn opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat zij binnen veertien dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.