ECLI:NL:GHAMS:2023:486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.307.490/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na scheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2016. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2019 betwist, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De man verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige] de ene week van vrijdag 14:45 uur tot dinsdag naar school bij hem verblijft, en de andere week van maandag naar school tot woensdagochtend bij de vrouw. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen en heeft betoogd dat de uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang van [minderjarige] zou zijn.

Tijdens de regiezitting hebben beide ouders een voorlopige zorgregeling afgesproken, die later in de eindbeschikking is vastgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding verschillende hulpverleningstrajecten hebben doorlopen om hun communicatie te verbeteren. Het hof oordeelde dat de door de man verzochte uitbreiding van de zorgregeling in het belang van [minderjarige] is, omdat het haar in staat stelt om ervaringen op te doen met beide ouders. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe zorgregeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van een gebalanceerde identiteit voor [minderjarige] en de noodzaak voor voldoende tijd met beide ouders. De ouders zijn aangemoedigd om hun communicatie te blijven verbeteren, wat essentieel is voor het welzijn van [minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.307.490/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/707487 / FA RK 21-5899 (VZ/PS)
Beschikking van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. R.J. Neijenhof te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.M. Kers te Haarlem.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 1 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 28 februari 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 1 december 2021.
2.2
De vrouw heeft op 22 april 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- nadere producties van de zijde van de man, ingekomen op 23 juni 2022.
2.4
Op 4 juli 2022 heeft een regiezitting bij de raadsheer-commissaris plaatsgevonden, alwaar zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
2.5
Tijdens de regiezitting zijn de man en de vrouw (hierna: de ouders) een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen. Deze regeling is opgenomen in een proces-verbaal. Als voorlopige regeling zijn de ouders overeengekomen dat de regeling die de man in hoger beroept verzoekt, een zorgregeling waarbij [minderjarige] de ene week van vrijdag 14:45 uur direct uit school tot dinsdagochtend naar school en de andere week van maandagochtend naar school tot woensdagochtend naar school bij hem verblijft, als voorlopige regeling geldt. Aanvullend hebben partijen afgesproken dat de vrouw met [minderjarige] videobelt in de lange periode dat [minderjarige] bij de man verblijft op zaterdag 18:00 uur en maandag 18:00 uur. In de periode dat [minderjarige] het langst bij de vrouw verblijft vindt het videobelmoment met de man plaats op woensdag 18:00 uur. De zaak werd pro forma aangehouden.
2.6
Na de regiezitting heeft het hof de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de man van 15 december 2022;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 21 december 2022;
- een brief van de zijde van de man van 5 januari 2023.
2.7
De man heeft het hof bij bericht van 15 december 2022 gevraagd de door hem verzochte zorgregeling in een eindbeschikking vast te leggen. De vrouw heeft bij bericht van 21 december 2022 verzocht de zaak aan te houden voor een periode van vier maanden. De man heeft het hof bij bericht van 5 januari 2023 laten weten dat hij geen reden ziet om de voorlopige regeling niet definitief te maken. Het hof heeft partijen op 9 januari 2023 telefonisch medegedeeld dat de zaak niet wordt aangehouden en dat een eindbeschikking zal worden afgegeven.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie is [minderjarige] geboren [in] 2016 te [plaats] . De man heeft [minderjarige] erkend en de ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 19 juni 2019 van de rechtbank is een zorgregeling bepaald waarbij [minderjarige] bij de man verblijft in de ene week van vrijdag 18:00 uur tot maandag 09:30 uur en in de andere week van maandag 09:30 uur tot woensdag naar de crèche. De vakanties en feestdagen zijn voor het jaar 2019 verdeeld zoals vermeld in de aan de beschikking gehechte bijlage.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de beschikking van de rechtbank van 19 juni 2019 gewijzigd en bepaald dat de zorgregeling met ingang van heden inhoudt dat [minderjarige] de ene week van maandag tijdstip aanvang school tot woensdag tijdstip aanvang school en de andere week van vrijdag tijdstip einde school tot maandag tijdstip aanvang school, bij de man verblijft.
4.2
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de reguliere zorgregeling en te bepalen dat [minderjarige] de ene week van vrijdag 14:45 uur direct uit school tot dinsdagochtend naar school en de andere week van maandagochtend naar school tot woensdagochtend naar school bij hem verblijft.
4.3
De vrouw verzoekt het hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan - onder meer - omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Standpunten
5.2
De man is het niet eens met de door de rechtbank vastgelegde zorgregeling. De man wenst dat [minderjarige] in plaats van tot maandag tijdstip aanvang school tot dinsdagochtend naar school bij hem verblijft. De vrouw heeft in eerste aanleg ten onrechte gesteld dat sprake zou zijn van een slechte verhouding. Zij heeft ten onrechte het beeld geschetst dat de man niet met haar zou willen communiceren. De man heeft altijd open gestaan om op een constructieve wijze te overleggen. Sinds 2018 wordt gebruik gemaakt van een overdrachtsschriftje en hieruit blijkt dat zij in staat zijn op een normale manier met elkaar te communiceren over [minderjarige] . Hieruit blijkt niet, zoals de vrouw stelt, dat het met [minderjarige] in het contact met de man niet goed zou gaan. Uitbreiding van de zorgregeling moet in de nieuwe levensfase van [minderjarige] mogelijk zijn. [minderjarige] heeft het naar haar zin bij de man en op school gaat het ook goed. Niet valt in te zien waarom de rechtbank de uitbreiding van de zorgregeling dan heeft afgewezen, aldus de man.
5.3
Door de vrouw wordt betwist dat zij de man opzettelijk in een kwaad daglicht wil plaatsen. Het staat vast dat partijen na het uiteengaan op gespannen voet staan met elkaar. De man communiceert niet met haar. In eerste aanleg heeft de vrouw haar zorgen geuit over wanneer [minderjarige] bij de man is en het gedrag dat zij uit voor de overdracht en na het verblijf bij de man. Dit is het gevolg van het langdurige gebrek aan vertrouwen tussen de ouders en de bijkomende aanhoudende spanningen. Het is niet in het belang van [minderjarige] om de zorgregeling op dit moment uit te breiden.
5.4
De raad heeft tijdens de regiezitting, kort samengevat, dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat zij voldoende tijd op verschillende momenten met beide ouders doorbrengt. Het uitgangspunt, om tot een gebalanceerde identiteit te komen, zeker bij ouders die veel verschillen, is dat een kind voldoende tijd op verschillende momenten met beide ouders doorbrengt. Een dag meer of minder maakt geen verschil. Van belang is dat de onderliggende problemen tussen de ouders worden opgelost en dat zij leren kijken vanuit het perspectief van [minderjarige] .
Beoordeling
5.5
Het hof overweegt dat uit de stukken en het verhandelde tijdens de regiezitting is gebleken dat de ouders, sinds zij uit elkaar zijn gegaan, diverse hulpverleningstrajecten hebben doorlopen om verbetering van hun communicatie te bewerkstelligen. Inmiddels krijgen de ouders hulp van een psychiater en volgen zij nog steeds systeemtherapie. Dat de ouders zich nog steeds inzetten om hun onderlinge communicatie te verbeteren is positief te waarderen vanuit het perspectief van hun dochter. Het is naar het oordeel van het hof echter geen contra indicatie voor de uitbreiding zoals die door de man is verzocht. Dit gaat immers slechts om één extra nacht per veertien dagen en is in het licht van gelijkwaardig ouderschap voorstelbaar. Het stelt [minderjarige] in staat om bij de beide ouders ervaringen op te doen in het weekend en tijdens de schoolweken en dat is van belang voor haar identiteitsontwikkeling.
Het hof is daarom van oordeel dat de door de man verzochte uitbreiding, die inmiddels een aantal maanden wordt uitgevoerd, in het belang van [minderjarige] is.
Het bezwaar van de vrouw dat de regeling in de ene week van vrijdag uit school tot woensdag naar school te lang is, kan worden weerlegd. De proefregeling loopt, conform het verzoek van de man in hoger beroep, tot dinsdag naar school.
Wat er verder zij van de precieze uitvoering van de videobelmomenten, de ouders kunnen hierover verder praten met de hulpverlening. In dit geschil is geen beslissing van het hof hierover verzocht.
5.6
Het voorgaande betekent dat het hof het verzoek van de man in hoger beroep zal toewijzen. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de volgende verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken vast:
- [minderjarige] verblijft de ene week van vrijdag 14:45 uur uit school tot dinsdag naar school bij de man en de andere week van maandagochtend naar school tot woensdagochtend naar school;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 28 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.