ECLI:NL:GHAMS:2023:596

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
23-000840-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de strafoplegging in hoger beroep tegen diefstal met verbreking van een motorfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarin hij was veroordeeld voor diefstal met verbreking van een motorfiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat in zijn nadeel heeft gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenningen door verbalisanten voldoende bewijs boden voor de schuld van de verdachte. De straf die door het hof werd opgelegd, was een gevangenisstraf van 10 weken, in plaats van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf. Het hof heeft de ernst van het feit, de recidive en de oriëntatiepunten voor straftoemeting in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000840-22
datum uitspraak: 17 februari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-141678-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de gronden aanvult en de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen zal uitwerken indien cassatie wordt ingesteld.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen van de verbalisanten een bewezenverklaring niet kunnen dragen.
Het hof kan zich vinden in wat de politierechter heeft overwogen, neemt dit over en voegt daar het volgende aan toe.
Het hof heeft ter terechtzitting vastgesteld dat de
stillsin het dossier voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Het hof heeft voorts waargenomen dat een vergelijking van de
stillsin het dossier met de foto van de verdachte niet tot de conclusie leidt dat de persoon op de
stillsniet de verdachte zou kunnen zijn. Vergelijking van de foto met de
stillsvormt derhalve geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenningen van de verdachte. Bezien in samenhang met de omstandigheid dat in ieder geval twee van de drie herkenningen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van bewegende beelden, door opsporingsambtenaren die kort daarvoor nog in contact waren geweest met de verdachte, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die zich, samen met anderen, aan de ten laste gelegde diefstal met verbreking van een motorfiets heeft schuldig gemaakt.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en taakstraf voor de duur van 100 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met drie anderen een motor gestolen. De verdachte en zijn mededaders hebben deze motor onder hun bereik gebracht door twee sloten door te slijpen en het stuurslot te verbreken. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde en deze schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 januari 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van (soortgelijke) misdrijven. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die bij soortgelijke delicten doorgaans plegen te worden opgelegd, welke straffen hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten nemen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden als vertrekpunt voor diefstal van een motorfiets in geval van recidive.
Het hof is van oordeel dat gelet op deze oriëntatiepunten, de recidive en de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. Het hof acht, mede gelet op de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. E. van Die en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2023.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.