ECLI:NL:GHAMS:2023:597

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
23-000685-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met toevoeging van de bekennende verklaring aan de bewijsmiddelen in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het verkopen van heroïne en cocaïne op 12 maart 2021. Het hof heeft de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting in hoger beroep, als bewijsmiddel toegevoegd aan de reeds bestaande bewijsmiddelen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een meldplicht bij de Reclassering. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar de verdediging pleitte voor een taakstraf, gezien de verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Het hof heeft de strafoplegging heroverwogen en besloten om de gevangenisstraf te vervangen door een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van honderd uren. Dit besluit is genomen met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om een straf voorwaardelijk op te leggen als de verdachte zich heeft verbeterd. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen bevolen, aangezien deze door de verdachte zijn verkregen via de bewezen feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn huidige situatie, waarbij hij blijk geeft van de ambitie om zijn criminele verleden achter zich te laten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000685-22
datum uitspraak: 3 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-070325-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat het hof als bewijsmiddel toevoegt:
De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2023. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 12 maart 2021 heroïne en cocaïne heb verkocht, zoals mij wordt verweten.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de Reclassering en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de Reclassering en ambulante behandeling.
De verdediging heeft het hof verzocht aan de verdachte een taakstraf eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte een nieuwe weg is ingeslagen. Hij is sinds de tenlastegelegde feiten niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen en hij wil graag beginnen met een opleiding. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) en het tijdsverloop.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een dag schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in cocaïne en heroïne. Daarnaast heeft hij diezelfde dag een hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in cocaïne en heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. De verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugs-circuit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 januari 2023 is hij bovendien eerder onherroepelijk veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Dit weegt in zijn nadeel.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive is het hof van oordeel dat een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter is opgelegd in beginsel passend is. Toch zal het hof bij wijze van laatste kans voor de verdachte nu volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf voor de duur van 100 uren, omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en omdat de verdachte sinds onderhavige feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het lijkt het er op dat de verdachte de ambitie heeft om eindelijk zijn criminele gedrag achter zich te laten.
Het hof ziet geen aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Verbeurdverklaring

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen (geldbedragen) behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij - zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard - door middel van het onder 1 bewezenverklaarde zijn verkregen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 615,00 en € 71,10.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. E. van Die en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 februari 2023.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
.