In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 8 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor brandstichting aan een zendmast. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 februari 2023 heeft de verdachte een alibi gepresenteerd, stellende dat hij op het moment van de brandstichting op 10 april 2020 omstreeks 20.40 uur in Pieterburen was met een meisje. Ter ondersteuning van deze verklaring heeft de verdediging een foto overgelegd, die volgens hen afkomstig is van een dashcam en waarop een tijdsaanduiding van 20.13 uur op dezelfde dag te zien is.
Het hof heeft echter geoordeeld dat het alibi onvoldoende onderbouwd is. De verdediging kon niet aantonen wie de personen op de foto waren, of de verdachte daadwerkelijk op de foto stond, en waar de foto was genomen. Bovendien was de verklaring van de verdachte over zijn alibi voor het eerst in hoger beroep gegeven, wat de geloofwaardigheid ervan ondermijnt. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsmiddelen erop wijzen dat de verdachte de brand heeft gesticht.
In de beslissing heeft het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Damman, en mr. P.F.E. Geerlings was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.