ECLI:NL:GHAMS:2023:598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
23-002054-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep betreffende brandstichting aan zendmast met alibi-onderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 8 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor brandstichting aan een zendmast. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 februari 2023 heeft de verdachte een alibi gepresenteerd, stellende dat hij op het moment van de brandstichting op 10 april 2020 omstreeks 20.40 uur in Pieterburen was met een meisje. Ter ondersteuning van deze verklaring heeft de verdediging een foto overgelegd, die volgens hen afkomstig is van een dashcam en waarop een tijdsaanduiding van 20.13 uur op dezelfde dag te zien is.

Het hof heeft echter geoordeeld dat het alibi onvoldoende onderbouwd is. De verdediging kon niet aantonen wie de personen op de foto waren, of de verdachte daadwerkelijk op de foto stond, en waar de foto was genomen. Bovendien was de verklaring van de verdachte over zijn alibi voor het eerst in hoger beroep gegeven, wat de geloofwaardigheid ervan ondermijnt. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsmiddelen erop wijzen dat de verdachte de brand heeft gesticht.

In de beslissing heeft het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Damman, en mr. P.F.E. Geerlings was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002054-22
datum uitspraak: 17 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-960037-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • respondeert op een in hoger beroep gevoerd verweer;
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wetsartikelen en
  • een beslissing neemt ten aanzien van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Bespreking van het ter terechtzitting gevoerde verweer

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ten tijde van de brandstichting, op 10 april 2020 omstreeks 20.40 uur, met een meisje in Pieterburen was, waarmee hij – zo begrijpt het hof – heeft willen betogen dat hij het feit dus niet kan hebben gepleegd. De raadsman heeft ter ondersteuning van deze verklaring een foto overgelegd. Deze foto zou afkomstig zijn van een dashcam en de verdediging stelt dat de verdachte op deze foto staat. Op de foto is een tijdsaanduiding van 10 april 2020 om 20.13 uur te zien.
Het hof overweegt als volgt.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verdachte een alibi heeft voor de tenlastegelegde brandstichting gaat het hof hieraan voorbij, nu het vermeende alibi onvoldoende is onderbouwd en daardoor niet aannemelijk is geworden. De stelling van de verdachte dat hij ten tijde van het tenlastegelegde in Pieterburen was, met als enkele onderbouwing de door de raadsman overgelegde foto met als tijdsaanduiding 10 april 2020 20.13 uur, acht het hof niet voldoende. Niet is komen vast te staat wie ‘ [naam01] ’ of ‘ [naam02] ’ is van wie de foto afkomstig zou zijn, dat het daadwerkelijk de verdachte is die op deze foto staat afgebeeld en op welke locatie de foto genomen is. De verdachte heeft naar aanleiding van vragen van het hof en de advocaat-generaal geen enkel concreet en toetsbaar gegeven genoemd over de exacte locatie van de garageboxen, de eigenaar van de auto of van wie de foto afkomstig is. Hij heeft bovendien voor het eerst in hoger beroep deze verklaring gegeven. Voorts wordt het vermeende alibi van de verdachte weersproken door de bewijsmiddelen, waaruit volgt dat het de verdachte is geweest die de brand heeft gesticht.

BESLISSING

Het hof:
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. E. van Die en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2023.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.