In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en een boksbeugel. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in grote lijnen gevolgd, maar heeft de gevangenisstraf aangepast naar 180 dagen, met 101 dagen onvoorwaardelijk en 2 jaren proeftijd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en de impact van detentie op zijn gezin. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor een lagere straf genomen. De verdachte heeft blijk gegeven van inzicht in zijn handelen en spijt betuigd. Het hof heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de straffen opgelegd in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.