ECLI:NL:GHAMS:2023:966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
23-002871-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot inbraak, wapenbezit en overtreding van de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot inbraak. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2020 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning in Amsterdam. Bloedsporen van de verdachte werden aangetroffen op de deurklink van de woning van de aangeefster, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de poging tot inbraak. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en het gevaar van het bezit van wapens en verdovende middelen voor de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002871-21
datum uitspraak: 14 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-084107-21,
13-185201-20 (TUL) en 23-003530-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
adres: [adres01] ,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof op 18 oktober 2022 toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (in/uit een woning gelegen aan de [adres02] ) een of meer goederen en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, althans door insluiping,
zich de toegang heeft/hebben verschaft tot het (afgesloten) trappenhuis en/of naar de voordeur van de woning van die [slachtoffer01] is zijn gegaan en/of die voordeur (door middel van een flipper) heeft/hebben proberen te openen en/of de voordeur van die woning heeft hebben geopend en/of die woning is/zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2021 tot en met 24 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk BBM, type/model 315 AUTO, kaliber 8mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie III, te weten 5 patronen, merk Fiocchi, kaliber 8mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2021 tot en met 24 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn bloed op de deurklink van de woning van de aangeefster terecht is gekomen doordat hij een bloedneus had en bij verschillende woningen hulp heeft gezocht en daarbij aan deuren heeft gevoeld. Deze verklaring is niet hoogst onwaarschijnlijk. Bovendien herkent de verdachte zichzelf niet als één van de twee personen die te zien is op de camerabeelden die zijn aangeleverd door de onderbuurvrouw van aangeefster.
Het hof overweegt als volgt.
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 26 november 2020 omstreeks 18.00 uur haar appartement aan de [adres02] te Amsterdam, gelegen op de tweede verdieping, heeft verlaten en omstreeks 22.30 uur is teruggekomen. De aangeefster zag bij terugkomst bloed op de deurklink van haar appartement. Een opsporingsambtenaar van de politie heeft op 28 november 2020 het bloed dat op de deurklink van de aangeefster zat bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. Uit het rapport van het NFI van 24 december 2020 blijkt dat het DNA-profiel dat uit dit bloedspoor is afgeleid, overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
De onderbuurvrouw van de aangeefster heeft op 27 november 2020 tegen de aangeefster en daarna tegen de politie verklaard dat zij in de avond op 26 november 2020 heeft gezien dat er mannen in het pand waren geweest die geprobeerd hadden de deuren van de appartementen te ‘flipperen’. Op camerabeelden die zijn aangeleverd door de onderbuurvrouw van de aangeefster is te zien dat twee mannen het pand aan de [adres02] zijn binnengegaan.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de daders hebben geprobeerd zich de toegang tot de woning van de aangeefster te verschaffen door te proberen haar voordeur te ‘flipperen’. Op de deurklink van de aangeefster zijn bloedsporen aangetroffen, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Het hof merkt deze sporen aan als dadersporen, gelet op de plaats waar zij zijn aangetroffen. Deze sporen zijn op zichzelf beschouwd redengevend voor het bewijs dat de verdachte met een ander heeft geprobeerd in te breken bij de aangeefster. Dit neemt niet weg dat er een verklaring zou kunnen zijn die afbreuk doet aan de zeggingskracht van deze feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. Hij heeft - nadat hij zich bij de politie en in eerste aanleg op zijn zwijgrecht heeft beroepen - voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn bloed op de deurklink van de aangeefster kan zijn gekomen omdat hij bij een gevecht in de stad na een avondje uit een bloedneus had opgelopen. Hij is toen met zijn scooter richting huis, in de [adres03], gereden. Omdat zijn neus zo erg bloedde, is hij gestopt in de [adres03], waar zijn tante woont, en heeft hij daar aangebeld. Vervolgens zag hij even verderop een deur openstaan, is hij daar naar binnengegaan en heeft hij op de eerste verdieping op deuren geklopt en aan sloten gezeten. Daarna is hij weer naar beneden gegaan en is hij geholpen bij een Turks restaurant op de hoek.
Het hof acht het zeer ongeloofwaardig dat de verdachte laat op de avond in het centrum van Amsterdam hulp zoekt voor een bloedneus door een pand binnen te gaan waar hij niets te zoeken had en op de
eerste verdiepingte proberen voordeuren van appartementen te openen. Bovendien verklaart dit niet hoe een bloedspoor met een DNA-profiel gelijk aan dat van de verdachte op de deurklink van de woning van de aangeefster op de
tweede verdiepingterecht is gekomen.
Het hof gelooft de verdachte dan ook niet. Dit betekent dat de inhoud van de bewijsmiddelen het bewijs opleveren dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om in deze woning in te breken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 november 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres02] een of meer goederen en/of een geldbedrag dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
zich de toegang hebben verschaft tot het trappenhuis en naar de voordeur van de woning van die [slachtoffer01] zijn gegaan en die voordeur door middel van een flipper hebben proberen te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 23 maart 2021 tot en met 24 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk BBM, model 315 AUTO, kaliber 8mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III, te weten 5 patronen, merk Fiocchi, kaliber 8mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 23 maart 2021 tot en met 24 maart 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 kilogram hennep.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

De inhoud van de onderstaande bewijsmiddelen levert de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde door verdachte is begaan.
Ten aanzien van feit 1
Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in de aanvulling verkort vonnis waarvan beroep onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 5, met dien verstande dat in bewijsmiddel 1 na de eerste zin wordt toegevoegd: “Dit betreft een appartement op de tweede verdieping.”
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Het hof heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv en dat door de verdediging ten aanzien van die feiten geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen op grond waarvan het hof tot een bewezenverklaring is gekomen.
1.
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021062068-5 van 25 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] en [verbalisant02] (doorgenummerde pagina’s 39-45).
3.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2021062068-6 van 25 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] (doorgenummerde pagina’s 47-52).
4.
Een proces-verbaal van vooronderzoek lab met nummer PL1300-2021062068-8 van 15 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant04] (niet doorgenummerd).
5.
Een geschrift, te weten een rapport van 4 juni 2021 van The Maastricht Forensic Institute met nummer [nummer01] , opgemaakt door dr. [naam01] , forensisch DNA-deskundige (niet doorgenummerd).
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021062086-3 van 26 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant05] en [verbalisant06] (niet doorgenummerd).

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte meende dat het onder 2 tenlastegelegde wapen een alarmpistool betrof en geen geladen vuurwapen. Zij heeft het hof verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het al door de verdachte ondergane voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. Bij woninginbraken of pogingen daartoe wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Dit veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid, waarvan bekend is dat deze een langdurige nasleep kunnen hebben, omdat men zich in het eigen huis niet veilig meer voelt.
Daarnaast heeft de verdachte een geladen vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het vuurwapen betrof een omgebouwd alarmpistool. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de verdediging dat de verdachte dacht met een echt alarmpistool te maken te hebben. De verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat hij, ondanks zijn gebrek aan kennis ten aanzien van wapens, de munitie herkende als munitie voor een alarmpistool vanwege de groene kapjes. Uit het proces-verbaal van technisch onderzoek naar de munitie blijkt immers dat de groene kapjes grotendeels waren verwijderd. Ongecontroleerd bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich, nu zulke wapens geschikt zijn om aanzienlijk letsel toe te brengen waardoor de gezondheid van anderen ernstig kan worden geschaad of zelfs hun leven in gevaar kan worden gebracht. Verder draagt het bezit van dergelijke wapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft ook 1,4 kilogram hennep aanwezig gehad. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers en het gebruik hiervan is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande andere vormen van criminaliteit. In dat verband is ook zeer zorgelijk dat het geladen vuurwapen samen met de hennep is aangetroffen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 maart 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor inbraken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Verbeurdverklaring
De onder de verdachte in beslag genomen muts met goednummer 6040212, die nog niet is teruggegeven, behoort aan de verdachte toe. Deze zal worden verbeurdverklaard, omdat het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van dit voorwerp.
Onttrekking aan het verkeer
De volgende onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, zullen worden onttrokken aan het verkeer:
  • verdovende middelen, twee stuks hennep met goednummer 6040187;
  • pistool, omgebouwd naar scherp schieten, BBM met goednummer 6040179;
  • patroonhouder met goednummer 6040180;
  • patronen 5 stuks, Fiocchi met goednummer 6040185.
De goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien de feiten 2 en 3 met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2020 met parketnummer 13-185201-20 voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 40 uren (subsidiair 20 dagen hechtenis) niet-ontvankelijk verklaren, nu deze vordering tot tenuitvoerlegging al is toegewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland op 14 december 2021 in de strafzaak met parketnummer 15-237854-21.
Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 januari 2020 met parketnummer 23-003530-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden niet-ontvankelijk verklaren, nu deze al ten uitvoer is gelegd na een eerdere toewijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland op 14 december 2021 in de strafzaak met parketnummer 15-237854-21.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover het aan het oordeel van het hof is onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- muts met goednummer 6040212.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • verdovende middelen, twee stuks hennep met goednummer 6040187;
  • pistool, omgebouwd naar scherp schieten, BBM met goednummer 6040179;
  • patroonhouder met goednummer 6040180;
  • patronen 5 stuks, Fiocchi met goednummer 6040185.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-185201-20.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23-003530-18.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. E. van Die en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]