ECLI:NL:GHAMS:2023:967

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
23-002067-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging, bedreiging, mishandeling en verkrachting met bewijsvoering op basis van verklaringen van de aangeefster

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van belaging, bedreiging, mishandeling en verkrachting van twee slachtoffers. De tenlastelegging omvat onder andere bedreigingen via sociale media, mishandeling door de verdachte bij de keel te grijpen en seksuele handelingen zonder toestemming. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze vonden voldoende steun in ander bewijsmateriaal, zoals DNA-sporen en WhatsApp-berichten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002067-22
datum uitspraak: 14 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 09-004362-21 (zaak A) en 09-052443-21 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1995,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-004362-21 (zaak A):1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 2 januari 2021 te Lisse en/of Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door veelvuldig, althans meermalen, die [slachtoffer01] te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2020 en/of 27 november 2020 te Lisse en/of Rotterdam, althans in Nederland [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] via [social media01] dreigend de woorden toe te voegen
- " Als je niet normaal doet dan beloof ik jou dat het niet goed gaat aflopen" en/of
- " Ik ga je kk kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 31 juli 2020 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar bij haar keel te grijpen en/of (vervolgens) te knijpen en/of (met kracht) tegen een muur te drukken.
Zaak met parketnummer 09-052443-21 (gevoegd, zaak B):hij op of omstreeks 2 en/of 3 november 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij01] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit en/of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten:
- het (tong)zoenen van die [benadeelde partij01] en/of
- het wrijven over de benen en/of het geslachtsdeel, althans het lichaam, van die [benadeelde partij01] en/of
- brengen en/of bewegen van zijn vingers en/of penis in de vagina van die [benadeelde partij01] ,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- vertellen hoe hij, verdachte, een ex-vriendin (zwaar) had mishandeld en/of
- rijden naar een afgelegen locatie en/of
- doorgaan met voornoemde (seksuele) handelingen, terwijl/nadat die [benadeelde partij01] haar hoofd wegdraaide, zijn hand wegduwde, huilde, zei dat ze niet wilde en/of zei dat ze naar huis wilde en/of
- naar zich toe trekken van het lichaam en/of hoofd van die [benadeelde partij01] en/of
- achterna rennen, vastpakken en meetrekken en/of (terug in de auto) duwen van die [benadeelde partij01] (nadat zij uit de auto was gestapt en/of (vervolgens) was weggerend) en/of
- tegen de stoel duwen van die [benadeelde partij01] en/of
- zeggen tegen die [benadeelde partij01] : "als je me even pijpt dan breng ik je naar huis" en/of
- vastpakken en/of naar zijn penis duwen van het hoofd van die [benadeelde partij01] (waarna zij haar hoofd los trok) en/of
- opzij duwen van haar benen, tussen haar benen gaan staan, kapot trekken van haar panty, opzij doen van haar onderbroek en/of omhoogtrekken van haar benen en/of
- doorgaan met voornoemde (seksuele) handelingen, terwijl/nadat die [benadeelde partij01] schreeuwde, vroeg of hij wilde stoppen, om hulp riep, hem duwde, trapte, sloeg en/of een knietje gaf en/of
- zeggen tegen die [benadeelde partij01] dat niemand haar kon horen en/of - dreigend tonen/voorhouden van zijn, verdachtes, vuist en/of
- die [benadeelde partij01] te zeggen dat hij haar pas naar huis zou brengen als ze zou beloven er niet over te praten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot deels andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging zaak B

De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit in verband met het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Volgens de verdediging heeft er vrijwillig seksueel contact plaatsgevonden tussen de verdachte en aangeefster.
Het hof overweegt en oordeelt als volgt.
Artikel 342 Sv bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Deze wettelijke regel heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts op een onderdeel daarvan. Deze bepaling verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Niet is vereist dat dit steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen.
Aangeefster heeft meerdere verklaringen afgelegd. Zij heeft eerst contact gehad met de meldkamers van 0900-8844 en 112. Vervolgens heeft zij gesproken met verbalisanten die naar aanleiding van haar melding naar haar toe zijn gekomen. Daarna heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met aangeefster en tot slot heeft zij aangifte gedaan.
Haar verklaringen komen er op neer dat zij op 2 november 2019 in de ochtend de verdachte heeft ontmoet op weg naar haar werk en dat zij die avond met hem heeft afgesproken. Hij heeft haar met de auto opgehaald en zij hebben ergens aan het water bij de haven in Rotterdam twee uur lang gepraat. In eerste instantie was het gezellig, maar de sfeer sloeg om en op een gegeven moment voelde aangeefster zich niet meer veilig bij de verdachte, die kort daarvoor had verteld dat hij zijn ex-vriendin had mishandeld door haar met haar hoofd tegen een lantaarnpaal te slaan. Ook probeerde de verdachte haar tijdens deze afspraak te zoenen, waarna aangeefster aangaf dat zij dit niet wilde. Volgens aangeefster heeft de verdachte haar hierna naar een afgelegen plek bij de [plek01] in Rotterdam gereden, ondanks dat hij had beloofd haar naar huis te brengen. Op deze afgelegen plek probeerde de verdachte aangeefster weer te zoenen en begon hij te wrijven over haar rug, tussen haar benen en over haar string. Aangeefster heeft tegen de verdachte gezegd dat zij dit niet wilde en bleef dit herhalen. Aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte nogmaals heeft gevraagd haar naar huis te brengen en dat zij begon te huilen omdat hij dit niet wilde. Aangeefster heeft verklaard dat zij hierna uit de auto is gestapt, maar dat de verdachte achter haar aankwam, haar vastpakte en haar terugduwde in de auto in de bijrijdersstoel. De verdachte zei ‘als je me even pijpt, dan breng ik je naar huis’ en hij heeft daarbij haar hoofd vastgepakt. Aangeefster heeft haar hoofd teruggetrokken waardoor het de verdachte niet lukte haar te dwingen hem oraal te bevredigen. Hierna deed de verdachte volgens aangeefster haar benen opzij en trok hij haar panty kapot. Toen de verdachte zijn broek uitdeed, heeft aangeefster de verdachte van zich af geprobeerd te duwen en hem getrapt. De verdachte heeft hierna de benen van aangeefster en haar onderbroek opzij geduwd. Aangeefster heeft verklaard dat zij probeerde om de verdachte te slaan en te duwen, maar dat zij het op een gegeven moment heeft opgegeven en dat de verdachte toen zijn penis in haar vagina geduwd heeft. Tijdens deze seksuele handelingen heeft aangeefster de verdachte gevraagd om te stoppen en heeft zij gehuild en geschreeuwd. De verdachte zei toen dat niemand haar kon horen. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte geen condoom heeft gebruikt en gedeeltelijk in haar vagina is klaargekomen en dat de rest op haar benen terecht is gekomen. Volgens aangeefster is de verdachte, nadat hij haar uiteindelijk thuis heeft afgezet, haar blijven bellen en appen met de vraag waarom zij hem negeerde.
Hoewel de verschillende verklaringen van aangeefster niet precies overeenkomen, is er naar het oordeel van het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van hetgeen de aangeefster heeft verklaard. Het informatief gesprek zeden en de gesprekken tijdens en na de 112 melding hebben een ander karakter dan het aangiftegesprek. In de aangifte wordt namelijk veel gedetailleerder gevraagd naar hetgeen is gebeurd en wordt daarvan ook uitgebreider verslag gelegd door de politie. Het hof acht de verklaringen van de aangeefster bovendien op wezenlijke punten consistent – zoals onder meer over welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, het kapotscheuren van de panty en het klaarkomen van de verdachte zowel in haar vagina als op haar been – en op tal van punten zo gedetailleerd dat dit bijdraagt aan de betrouwbaarheid. Bovendien ontbreken noemenswaardige tegenstrijdigheden.
Daarnaast vinden de verklaringen van aangeefster voldoende steun in ander bewijsmateriaal.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster kort nadat zij thuis was 0900-8844 en 112 heeft gebeld. Uit de door de politie letterlijk uitgewerkte meldingen blijkt dat aangeefster tijdens deze meldingen erg emotioneel en bang was voor de verdachte en dat zij niet goed uit haar woorden kon komen.
Tevens blijkt uit het dossier dat de panty van aangeefster gescheurd is ter hoogte van haar kruis. De verdachte heeft verklaard dat dit is gebeurd op het moment dat aangeefster op hem is gaan zitten. Het hof acht dit niet aannemelijk, gelet op de plek van de beschadiging. Bovendien is op de randen van de beschadigingen van de panty en aan de binnen- en buitenzijde van het kruis van de slip een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte, hetgeen steun oplevert voor de verklaring van aangeefster dat de verdachte haar panty kapot heeft getrokken en haar onderbroek opzij heeft geschoven.
Voorts zijn op en in het lichaam van aangeefster sporen van sperma van de verdachte aangetroffen, te weten op haar binnenste en buitenste schaamlip en diep vaginaal. Ook in het kruis van haar panty en slip is sperma aangetroffen. De plekken waar deze sporen zijn aangetroffen passen bij de verklaring van aangeefster over het klaarkomen van de verdachte. Deze spermasporen passen bovendien minder goed bij de verklaring van de verdachte. De verdachte verklaart immers dat hij een condoom heeft gebruikt tijdens de penetratie, daarin is klaargenomen en deze naderhand heeft weggegooid. Nadat de verdachte is geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen verklaart hij dat het condoom dan mogelijk is gescheurd, waarbij hij aangeeft dat hij daarvan niets heeft gemerkt. Deze speculatieve verklaring, acht het hof gelet op de verschillende plekken waar het sperma is aangetroffen niet aannemelijk. Daarbij heeft het hof ook het moment van het afleggen van deze verklaring betrokken.
Tot slot zitten in het dossier screenshots van WhatsAppgesprekken tussen de verdachte en aangeefster. Voorafgaand aan de afspraak is hierin wederkerigheid te zien. Nadat aangeefster thuis was aangekomen, heeft de verdachte haar diverse malen berichten gestuurd. Ook heeft de verdachte aangeefster meerdere malen gebeld. Aangeefster heeft op dit alles niet gereageerd. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster dat de verdachte nadien contact met haar bleef zoeken en het dwingende gedrag van de verdachte zoals dat door de aangeefster in haar verklaringen is beschreven.
Gelet op al het voorgaande acht het hof de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en vinden deze naar het oordeel van het hof voldoende steun in ander bewijsmateriaal.. Het hof heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen ook de overtuiging gekregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:1.
hij op tijdstippen in de periode van 27 november 2020 tot en met 2 januari 2021 te Lisse en Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] door veelvuldig die [slachtoffer01] te bellen, met het oogmerk die [slachtoffer01] te dwingen iets te doen en te dulden.
2.
hij op of omstreeks 26 november 2020 en 27 november 2020 te Lisse en Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer01] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer01] via [social media01] dreigend de woorden toe te voegen
- " Als je niet normaal doet dan beloof ik jou dat het niet goed gaat aflopen" en
- " Ik ga je kk kapot maken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 31 juli 2020 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar bij haar keel te grijpen en tegen een muur te drukken.
Zaak met parketnummer B:hij op 2 en/of 3 november 2019 te Rotterdam door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [benadeelde partij01] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten:
- het wrijven over de benen en het geslachtsdeel van die [benadeelde partij01] en
- brengen en van zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij01] ,
het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het:
- vertellen hoe hij, verdachte, een ex-vriendin had mishandeld en
- rijden naar een afgelegen locatie en
- doorgaan met voornoemde seksuele handelingen, terwijl/nadat die [benadeelde partij01] haar hoofd wegdraaide, zijn hand wegduwde, huilde, zei dat ze niet wilde en zei dat ze naar huis wilde en
- naar zich toe trekken van het hoofd van die [benadeelde partij01] en
- achterna rennen, vastpakken en terug in de auto duwen van die [benadeelde partij01] nadat zij uit de auto was gestapt en vervolgens was weggerend en
- tegen de stoel duwen van die [benadeelde partij01] en
- zeggen tegen die [benadeelde partij01] : "als je me even pijpt dan breng ik je naar huis" en
- vastpakken en naar zijn penis duwen van het hoofd van die [benadeelde partij01] waarna zij haar hoofd los trok en
- opzij duwen van haar benen, tussen haar benen gaan staan, kapot trekken van haar panty, opzij doen van haar onderbroek en omhoogtrekken van haar benen en
- doorgaan met voornoemde seksuele handelingen, terwijl/nadat die [benadeelde partij01] schreeuwde, vroeg of hij wilde stoppen, hem duwde, trapte en
- zeggen tegen die [benadeelde partij01] dat niemand haar kon horen.
Hetgeen in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen en opgesomd in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. De rechtbank heeft aan deze proeftijd verschillende bijzondere voorwaarden verbonden, te weten een meldplicht, contactverboden met de slachtoffers en een ambulante behandelverplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met dezelfde bijzondere voorwaarden als in eerste aanleg zijn opgelegd.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat geen sprake is van recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten zijn drie kinderen en zijn baan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een jonge vrouw. De verdachte heeft haar, nadat zij had aangegeven dat zij niet met hem wilde zoenen en dat zij naar huis wilde, naar een afgelegen plek gereden. Nadat het slachtoffer herhaaldelijk heeft gevraagd of de verdachte haar naar huis kon brengen en nog probeerde te ontsnappen, heeft de verdachte haar in de auto geduwd - waardoor zijn niet meer weg kon - en verkracht. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft de grenzen van het slachtoffer niet gerespecteerd en enkel oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens. Ter terechtzitting in hoger beroep is door het slachtoffer een slachtofferverklaring voorgelezen waaruit duidelijk blijkt wat de gevolgen van de verkrachting voor haar zijn geweest.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan belaging, bedreiging en mishandeling van zijn toenmalige en later ex-vriendin. Met zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. De verdachte had moeten begrijpen dat hij een grens over is gegaan met zijn gedragingen en dat hij daarmee een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft gemaakt. Ten aanzien van de mishandeling geldt bovendien dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het hof zal daarbij de hier na te noemen bijzondere voorwaarden stellen. Het hof vindt het van groot belang dat de verdachte onder toezicht zal staan van de reclassering en een ambulante behandeling zal volgen die zich richt op het verminderen van recidiverisico en waar aandacht is voor emotionele behoeftebevrediging, grensoverschrijdend gedrag en toekomstige partnerrelaties.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis waarvan beroep geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voorts zal het hof de wettelijke rente toewijzen vanaf nader te noemen aanvangsdatum.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.062,39, bestaande voor € 62,39 uit materiële schade en voor € 6.000,00 uit immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis waarvan beroep geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft vrijspraak van het in zaak B tenlastegelegde bepleit en om die reden gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade, die niet is betwist, gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voorts zal het hof de wettelijke rente toewijzen vanaf nader te noemen aanvangsdatum.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd onthoudt van het (laten) leggen van contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1999 te [geboorteplaats02] ;
  • zich gedurende proeftijd onthoudt van het (laten) leggen van contact met [benadeelde partij01] , geboren op [geboortedatum03] 1999 te [geboorteplaats03] ;
  • zich meldt bij reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en lang als zijn toezichthouder dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens die toezichthouder worden gegeven;
  • zich laat behandelen door een forensische zorgverlener zoals De Waag of door een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het in zaak A onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het in zaak A onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 januari 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het in zaak B bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.062,39 (zesduizend tweeënzestig euro en negenendertig cent) bestaande uit € 62,39 (tweeënzestig euro en negenendertig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het in zaak B bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.062,39 (zesduizend tweeënzestig euro en negenendertig cent) bestaande uit € 62,39 (tweeënzestig euro en negenendertig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 november 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag (zittingsplaats Amsterdam), waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. R.P. den Otter en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]