ECLI:NL:GHAMS:2023:968
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2021. De verdachte, geboren in 1981, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de advocaat van de verdachte een e-mail gestuurd waarin werd aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenste te handhaven. Dit leidde ertoe dat het hof aannam dat de verdachte zijn eerder opgegeven bezwaren had ingetrokken.
Het hof heeft vervolgens overwogen dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met nader onderzoek van de zaak, zoals bepaald in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden.
De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting en de griffier was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in hoger beroep verduidelijkt, vooral in gevallen waar de verdachte zijn bezwaren intrekt.