ECLI:NL:GHAMS:2023:969
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 4 maart 2021. De zaak betreft de verdachte, geboren in 2000, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerder vonnis. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de advocaat van de verdachte het hof geïnformeerd dat de verdachte het hoger beroep wenste in te trekken. Dit werd bevestigd door een akte van intrekking van 28 maart 2023, waarin de verdachte aangaf het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen bezwaren meer had tegen het vonnis waartegen hij beroep had ingesteld.
Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De griffier was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures. Dit arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in hoger beroep en de procedurele stappen die een verdachte kan ondernemen.