ECLI:NL:GHAMS:2024:1013

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
23-002002-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg op 3 mei 2022 gedagvaard, maar heeft op die datum niet kunnen verschijnen vanwege een ziekenhuisopname. De dagvaarding was op 15 februari 2022 betekend. De verdachte heeft op 27 april 2022 een brief gestuurd naar de rechtbank waarin hij verzocht om een alternatieve straf in plaats van een gevangenisstraf. Op 3 mei 2022 is de verdachte bij verstek veroordeeld. De mededeling van de uitspraak is op 21 mei 2022 aan de verdachte betekend, maar deze heeft de betekening betwist. Op 6 juni 2022 heeft de verdachte een brief gestuurd naar het C.V.O.M. waarin hij zijn verzoek om omzetting van de gevangenisstraf herhaalt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en de uitspraak, maar heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft daarom geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002002-22
datum uitspraak: 4 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 mei 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 96-279904-21 en 96-216857-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2024.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het ingestelde hoger beroep en van hetgeen de raadsman en de verdachte naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 3 mei 2022 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Haarlem. Volgens de akte van uitreiking is de dagvaarding op 15 februari 2022 op het BRP-adres van de verdachte aan [naam] betekend.
Op 27 april 2020 (naar het hof begrijpt 2022) heeft de verdachte een brief verzonden aan de rechtbank Noord-Holland (aldaar ontvangen op 6 mei 2022) waarin hij kenbaar maakt dat hij op 3 mei in het ziekenhuis moet zijn en waarin hij vraagt om, in geval de rechter zou overwegen een gevangenisstraf op te leggen, hiervan af te zien en te volstaan met een taakstraf dan wel een geldboete.
De verdachte is op 3 mei 2022 bij verstek veroordeeld.
Op 21 mei 2022 is de mededeling uitspraak in persoon aan de verdachte betekend. De verdachte heeft deze betekening in persoon betwist.
Op 6 juni 2022 heeft de verdachte een brief verzonden aan het C.V.O.M. waarin hij kenbaar maakt dat hij voor de rechtszaak een brief heeft gestuurd met de vraag om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf of een geldboete en dat hij vandaag de beslissing heeft ontvangen.
Daargelaten de vraag of de betekening van de mededeling uitspraak al dan niet in persoon heeft plaatsgevonden leidt het hof uit de brief van de verdachte gedagtekend 27 april 2020 (zoals reeds opgemerkt, naar het hof begrijpt door de verdachte opgesteld op 27 april 2022) af en stelt het hof dientengevolge vast dat de dag van de terechtzitting de verdachte van te voren bekend was zoals bedoeld in artikel 408 eerste lid onder c van Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) en dat de verdachte tevens bekend was met de uitspraak zoals bedoeld in artikel 408 tweede lid Sv, nu dit uit de brief van de verdachte van 6 juni 2022 blijkt.
Tegen bedoelde uitspraak heeft de verdachte niet binnen de wettelijk voorgeschreven veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar pas op 26 juli 2022.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. D. Radder en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2024.
.