ECLI:NL:GHAMS:2024:1218

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
23-001306-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging in een strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2022. De verdachte, geboren in 1987, was in eerste aanleg vrijgesproken van feit 5, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van feit 5, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2024 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld met de verklaring van de verdachte en andere relevante gegevens uit het proces-verbaal. Het hof heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde en de opgelegde straf.

De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Amsterdam, is door het hof afgewezen. Het hof heeft overwogen dat de verdachte momenteel een intensieve behandeling ondergaat en dat een nieuwe detentie deze behandeling zou doorkruisen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging, die is vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001306-22
datum uitspraak: 30 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-329335-21 en
13-008927-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder feit 5 gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof ziet in hetgeen door de verdachte en diens raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd geen reden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde en de aard en omvang van de opgelegde straf en maatregelen. Het hof verenigt zich dan ook met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
- de bewijsmiddelen aanvult met de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover deze inhoudt: “Het kwam voor dat [naam] en ik voor, tijdens en na de seks ruzie met elkaar hadden.”;
- vaststelt dat, blijkens het proces-verbaal van bevindingen dat als bewijsmiddel 12 is opgenomen in de aanvulling verkort vonnis van de rechtbank, [naam] in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 15 november 2021 56 keer is gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer], welk nummer in gebruik was bij de verdachte en
- in het verkort vonnis van de rechtbank op pagina drie in de vierde alinea het woord ‘geregeld’ wegstreept.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-008927-20

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De tenuitvoerlegging kan derhalve worden bevolen. Uit het voortgangsverslag van de Reclassering Nederland d.d. 10 april 2024 blijkt echter dat de verdachte een intensieve individuele behandeling bij de Forensische polikliniek de Waag ondergaat. Deze behandeling wordt doorkruist als de verdachte, die in verband met de onderhavige strafzaak al een lange periode in detentie heeft doorgebracht, opnieuw (ook al is het kortdurend) gedetineerd raakt. Het hof vindt tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf dan ook niet wenselijk en zal de vordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam van 24 december 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2020, parketnummer 13-008927-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. N.E. Kwak en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2024.