ECLI:NL:GHAMS:2024:1218
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis met uitzondering van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging in een strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2022. De verdachte, geboren in 1987, was in eerste aanleg vrijgesproken van feit 5, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van feit 5, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2024 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld met de verklaring van de verdachte en andere relevante gegevens uit het proces-verbaal. Het hof heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde en de opgelegde straf.
De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Amsterdam, is door het hof afgewezen. Het hof heeft overwogen dat de verdachte momenteel een intensieve behandeling ondergaat en dat een nieuwe detentie deze behandeling zou doorkruisen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging, die is vernietigd.