ECLI:NL:GHAMS:2024:1344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
23-000869-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs in mishandelingszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juni 2020 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van mevrouw [benadeelde] in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 2 oktober 2019. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld, waaronder slaan, schoppen en het dichtknijpen van de keel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 april 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak heeft gevorderd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat het letsel van de aangeefster door de verdachte was toegebracht. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 35.699,00 had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde handelen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000869-22
datum uitspraak: 3 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-044601-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 11-08-2019 t/m 02-10-2019 te Amsterdam mevrouw [benadeelde] heeft mishandeld door:
- meermaals met gebalde vuist(en) te slaan en/of stompen (op of tegen het hoofd), en/of;
- meermaals een kopstoot gegeven, en/of;
- meermaals te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam, en/of;
- met zijn handen de keel dicht te knijpen en/of te houden, althans met zijn handen de hals vast te pakken, te knijpen en/of te houden, en/of;
- het lichaam tegen de muur aan te slingeren en/of gooien;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de bewijsvraag.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Vrijspraak

Het hof overweegt dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het door de aangeefster opgelopen letsel door de verdachte is toegebracht. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.699,00. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep voor een deel niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het overige deel van haar vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. M.J.A. Duker en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. M.C. de Rade, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 mei 2024.
mr. Van Heusden en mr. Kruizinga zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]