ECLI:NL:GHAMS:2024:1373

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
200.328.414/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onbetaalde factuur voor administratieve werkzaamheden met afwijzing van de vordering

In deze zaak vordert ODV Administratiekantoor B.V. betaling van een factuur van € 2.952,00 van Noorderlicht Bergen B.V. voor administratieve werkzaamheden. Noorderlicht weigert te betalen, omdat de werkzaamheden volgens hen onvoldoende gespecificeerd zijn en niet in opdracht van hen zijn verricht. De kantonrechter heeft de vordering van ODV afgewezen, waarna ODV in hoger beroep is gegaan. Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Het hof oordeelt dat ODV niet voldoende heeft aangetoond dat de gefactureerde werkzaamheden zijn verricht in opdracht van Noorderlicht. De factuur bevatte slechts summiere omschrijvingen en de overgelegde urenstaat biedt geen duidelijkheid over de verrichte werkzaamheden. Bovendien blijkt uit een rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. dat er sprake was van een ondeugdelijke kasadministratie en dat de werkzaamheden niet in het belang van Noorderlicht zijn verricht. Het hof concludeert dat ODV niet kan bewijzen dat zij recht heeft op betaling van de factuur en wijst de vordering af. ODV wordt veroordeeld in de proceskosten van Noorderlicht in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.414/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 10062342 \ CV EXPL 22-4008
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 mei 2024
in de zaak van
ODV ADMINISTRATIEKANTOOR B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
appellante,
advocaat: mr. J.S. Dallinga te Alkmaar,
tegen
NOORDERLICHT BERGEN B.V.,
gevestigd te Bergen (NH),
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. le Belle te Alkmaar.
Partijen worden hierna ODV en Noorderlicht genoemd.

1.De zaak in het kort

ODV vordert betaling door Noorderlicht van een factuur voor administratieve werkzaamheden. Noorderlicht wil de factuur niet betalen. Volgens haar zijn de gefactureerde werkzaamheden onvoldoende duidelijk gespecificeerd en zijn ze niet in haar opdracht en ten behoeve van haar verricht. De kantonrechter heeft Noorderlicht gelijk gegeven en de vordering afgewezen. ODV is daartegen in hoger beroep gekomen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

2.Het geding in hoger beroep

ODV is bij dagvaarding van 17 mei 2023, verbeterd bij herstelexploot van 7 juni 2023, in hoger beroep gekomen van een vonnis van 22 februari 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen ODV als eiseres en Noorderlicht als gedaagde.
Partijen hebben vervolgens de volgende stukken ingediend:
­ memorie van grieven, met producties;
­ memorie van antwoord;
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Noorderlicht exploiteert een strandpaviljoen in Bergen aan Zee. Enig aandeelhouder en bestuurder van Noorderlicht is Hemingway’s Beach Restaurant B.V. (hierna: HBR). Wiertdijkje Holding B.V. is de aandeelhouder en bestuurder van HBR en [naam 1] is de aandeelhouder en bestuurder van Wiertdijkje Holding B.V.
3.2.
Tot 23 juni 2022 was naast Wiertdijkje Holding B.V. ook Nachtegalenpad Holding B.V. (hierna: Nachtegalenpad) bestuurder van HBR. Op 10 juni 2022 is Nachtegalenpad geschorst als bestuurder en op 23 juni 2022 ontslagen. Aandeelhouder en bestuurder van Nachtegalenpad is [naam 2] (hierna: [naam 2]). [naam 1] en [naam 2] waren gehuwd. Het huwelijk is door echtscheiding geëindigd.
3.3.
Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) heeft in opdracht van HBR onderzoek gedaan naar de financiële huishouding van Noorderlicht en een ander door HBR geëxploiteerd strandpaviljoen, die beide - tot 10 juni 2022 - feitelijk door [naam 2] werden bestuurd. Hoffmann heeft onder meer onderzoek gedaan naar de registraties in Snelstart, het softwareprogramma waarin de administratie van de strandpaviljoens werd gevoerd.
Het onderzoeksrapport d.d. 4 november 2022 bevat onder meer de volgende bevindingen:
“Uit het onderzoek werd bekend dat mevrouw [naam 1] rond november/december 2021 voor het eerst aan de heer [naam 2] en de heer [naam 3] [door [naam 2] ingeschakelde accountant, hof] om informatie uit de administratie van de strandpaviljoens vroeg en vanaf begin juni 2022 bemerkte dat er mogelijk sprake is van financiële malversaties. Uit het onderzoek in Snelstart, door onze medewerker, is gebleken dat er vanaf december 2021 veelvuldig wijzigingen hebben plaatsgevonden op eerdere boekingen, althans gemiddeld veel meer ‘laatste wijzigingen’ hebben plaatsgevonden dan de periode daarvoor. Voorts is gebleken dat in juni 2022 een zeer groot aantal ‘laatste wijzigingen’ hebben plaatsgevonden op eerdere boekingen.
3.8.7.1 Boekingen strandpaviljoen HBR
In Snelstart in de administratie van strandpaviljoen HBR zijn in totaal 6.588 boekingen aangetroffen die een laatste wijzigingsdatum hebben tussen 1 en 20 juni 2022 over boekingen met een datum tussen 1 januari en 31 december 2021.”
“Uit het onderzoek in de administratie van beide strandpaviljoens is onder meer gebleken dat onderliggende bescheiden/informatie bij veel kasboekingen ontbreekt, waardoor de juistheid van de boekingen niet gecontroleerd kon worden. Ook is gebleken dat gelden van de strandpaviljoens zijn gebruikt voor privézaken van de heer [naam 2] en voor de vennootschappen van de heer [naam 2] (waaronder voor zijn onroerend goed zaken), terwijl hierover geen kennis is verstrekt aan mevrouw [naam 1] dan wel toestemmíng voor is gevraagd. Daarbij zijn in de fysieke administratie kasdocumenten aangetroffen die niet zijn geboekt in Snelstart. (…) Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek kan worden gesteld dat er sprake is van een ondeugdelijke kasadministratie.”
3.4.
ODV heeft op een gegeven moment aan Noorderlicht een factuur gedateerd 9 juni 2022 gestuurd. De factuur bedraagt € 2.952,00 en bevat de omschrijvingen “verwerken van de administratie 2021” en “verwerken van de administratie 2021 Librte”.

4.Eerste aanleg

4.1.
ODV heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd dat, uitvoerbaar bij voorraad, Noorderlicht wordt veroordeeld tot betaling van € 3.402,56 plus wettelijke (handels)rente, met veroordeling van Noorderlicht in de proces- en nakosten. De gevorderde hoofdsom bestaat uit de in 3.4 weergegeven factuur van € 2.952,00 plus buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente en is gegrond op een contractuele betalingsverplichting van Noorderlicht voor de aan haar gefactureerde werkzaamheden.
4.2.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en – uitvoerbaar bij voorraad –
ODV veroordeeld in de proceskosten plus rente.

5.Hoger beroep

5.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt ODV met vijf grieven op.
5.2.
ODV concludeert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Noorderlicht in de kosten van het geding in beide instanties.
5.3.
Noorderlicht concludeert tot bekrachtiging van het vonnis met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van ODV in de kosten van het geding in hoger beroep.

6.Beoordeling

6.1.
De grieven van ODV lenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor gezamenlijke en integrale beoordeling.
Gefactureerde werkzaamheden
6.2.
Het betoog van ODV komt er kort gezegd op neer dat zij de werkzaamheden die bij factuur van 9 juni 2022 in rekening zijn gebracht (hierna: de gefactureerde werkzaamheden) heeft verricht op basis van een overeenkomst met Noorderlicht, die volgens ODV bestaat uit een bestendige werkwijze die is overeengekomen met [naam 2] als destijds bevoegde bestuurder. Noorderlicht is gehouden tot nakoming van de daar tegenover staande betalingsverplichting, aldus ODV.
6.3.
Noorderlicht erkent dat er in voorgaande jaren voor haar rekening betalingen aan ODV zijn verricht voor administratieve werkzaamheden en dat ODV in dat verband over haar fysieke administratie beschikte. Noorderlicht betwist echter dat de factuur van 9 juni 2022 ziet op die met haar overeengekomen werkzaamheden. Volgens haar zijn de gefactureerde werkzaamheden onvoldoende duidelijk gespecificeerd en zijn ze niet in haar opdracht en ten behoeve van haar verricht.
6.4.
ODV beroept zich op een contractuele betalingsverplichting van Noorderlicht en draagt daarom de stelplicht (en zo nodig bewijslast) van de feiten die zij hieraan ten grondslag legt.
Urenstaat
6.5.
De factuur van 9 juni 2022 bevat slechts de omschrijving “verwerken van de administratie 2021 (Librte)” zonder verdere toelichting, zodat daaruit niet kan worden afgeleid welke werkzaamheden ODV heeft verricht. ODV heeft ter onderbouwing van haar werkzaamheden een urenstaat overgelegd die zou horen bij de factuur van 9 juni 2022. Deze ziet op de periode “01-05-2022 t/m 08-06-2022”. Op de urenstaat staan elf datums vermeld met daarachter steeds een “projectnaam”, een “taak” en een aantal “uren”. Noorderlicht betwist de relevantie van deze urenstaat, die zij bovendien stelt nooit eerder te hebben gezien.
6.6.1.
Het hof stelt vast dat bij iedere datum als “taak” staat vermeld “administratie 2021”, zonder verdere specificatie. Daarmee voegt de urenstaat ter onderbouwing van de inhoud van de werkzaamheden niets toe aan de factuur. Op basis hiervan is het voor Noorderlicht dus niet controleerbaar welke werkzaamheden er zijn verricht.
6.6.2.
Verder staat in de urenstaat in de kolom “projectnaam” bij een aantal datums “NL liberte”. De uren die bij deze datums staan vermeld, komen overeen met het aantal uren dat op de factuur is opgevoerd onder de omschrijving “verwerken van de administratie 2021 Librte”. Zoals Noorderlicht heeft betoogd, mocht zij daaruit redelijkerwijs concluderen dat die werkzaamheden hebben gezien op Liberté, een onderneming van [naam 2] die niet is gelieerd aan Noorderlicht. Het gaat om in totaal 26 van de 61 uren en daarmee bijna de helft van het totale gefactureerde bedrag. ODV heeft niet toegelicht waarom uren die zijn besteed voor een onderneming van [naam 2] op de factuur van Noorderlicht zijn opgevoerd en waarom Noorderlicht daarvoor zou moeten betalen. Dit deel van de factuur is dus niet toewijsbaar.
6.6.3.
De overige uren op de urenstaat - 35 uur, die volgens de factuur wel zouden zien op Noorderlicht - zijn besteed in de periode van 2 tot en met 13 mei 2022. Die periode strookt niet met de - summiere - uitleg die ODV geeft over haar werkzaamheden. Zij stelt namelijk in hoger beroep, anders dan in eerste aanleg, dat de gefactureerde werkzaamheden zien op de 6.588 mutaties die door Hoffmann in Snelstart zijn aangetroffen (zie hiervoor onder 3.3) en dat die bestonden uit het inlezen en verwerken van de mutaties in de administratie en uit het controleren van btw-codes en grootboek-rekeningen. Hoffmann heeft evenwel vastgesteld dat deze mutaties zijn verwerkt in de periode tussen 1 en 20 juni 2022. De juistheid van deze door Hoffmann vastgestelde periode is niet door ODV betwist, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Op de urenstaat staan geen werkzaamheden in juni 2022 vermeld, voor Noorderlicht noch voor Liberté. De stelling van ODV dat zij van 2 tot en met 13 mei 2022 de mutaties in Snelstart heeft doorgevoerd, is dus in tegenspraak met de vaststelling dat die werkzaamheden pas weken daarna, in juni 2022 hebben plaatsgevonden. ODV heeft geen verklaring gegeven voor deze discrepantie. Dat betekent dat zij de stelling dat de gefactureerde werkzaamheden hebben bestaan uit de door Hoffmann gesignaleerde mutaties onvoldoende heeft onderbouwd, zodat die faalt.
6.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat ODV met de overgelegde urenstaat niet duidelijk heeft kunnen maken welke werkzaamheden zij concreet heeft verricht. De overige stukken die ODV in hoger beroep heeft overgelegd, te weten een aantal facturen/betalingsoverzichten van voorgaande jaren en een e-mail van [naam 2], kunnen daartoe evenmin dienen, aangezien ODV in het licht van de betwisting door Noorderlicht niet voldoende heeft toegelicht dat deze zien op de gefactureerde werkzaamheden.
6.8.
Het hof stelt vast dat ODV verder niets heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat de gefactureerde werkzaamheden
ten behoeve vanNoorderlicht zijn verricht. Daar komt bij dat uit de bevindingen van Hoffmann volgt dat de door ODV uitgevoerde mutaties niet in het belang van Noorderlicht zijn geweest en dat er sprake is geweest van een ondeugdelijke kasadministratie ter financiële bevoordeling van [naam 2] en zijn eigen ondernemingen. Als ODV zou menen dat die bevindingen feitelijk onjuist zijn, dan had het op haar weg gelegen om die inhoudelijk te weerspreken. Dat heeft zij echter niet gedaan.
Bezwaren Hoffmann-rapport
6.9.
De bezwaren die ODV wel heeft geuit tegen het Hoffmann-rapport houden naar het oordeel van het hof geen stand. Het hof stelt voorop dat, anders dan ODV betoogt, een rapport van een partijdeskundige mag worden gebruikt ter onderbouwing van stellingen en weren (en in een eventuele bewijsfase gewone bewijskracht heeft), zodat het hof dit rapport bij de beoordeling van de vordering kan betrekken. ODV stelt dat het rapport eenzijdig in opdracht van HBR is opgesteld en dat er geen onafhankelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, maar laat na concreet te maken dat en waarom de inhoud of de strekking van het rapport ondeugdelijk zou zijn, dan wel geen betrekking kan hebben op (ook) ODV. ODV voert in dat verband aan dat het rapport niet tot doel had de werkwijze van ODV te onderzoeken. Zij miskent daarmee echter dat het onderzoek mede zag op de (in Snelstart verwerkte) administratie van Noorderlicht. ODV heeft niet weersproken dat zij als boekhouder verantwoordelijk was voor het voeren van die administratie. ODV heeft overigens geen enkel inhoudelijk verweer gevoerd tegen de specifieke feitelijke bevindingen en conclusies in het rapport. Tot slot is onduidelijk wat ODV bedoelt met het bezwaar dat de kantonrechter “de causaliteit” van het rapport niet heeft geduid, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Uit hetgeen ODV aanvoert, kan dan ook niet worden geconcludeerd dat Noorderlicht zich ter betwisting van de vordering van ODV niet zou mogen beroepen op de inhoud van het rapport.
Slotsom
6.10.
De conclusie luidt dat ODV, gelet op de gemotiveerde betwisting van Noorderlicht, onvoldoende heeft gesteld dat zij de op 9 juni 2022 gefactureerde werkzaamheden heeft verricht in opdracht (en ten behoeve) van Noorderlicht. Daarmee faalt haar beroep op een contractuele betalingsverplichting van Noorderlicht voor het gefactureerde bedrag. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan bewijslevering, nog daargelaten dat ODV in hoger beroep geen bewijsaanbod heeft gedaan. De slotsom is dat alle grieven falen.
6.11.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. ODV is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van Noorderlicht. Het hof stelt deze kosten in hoger beroep als volgt vast:
griffierecht € 783,00
salaris advocaat
€ 858,00(1 punt x tarief 1)
Totaal € 1.641,00.

7.Beslissing

Het hof:
­ bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
­ veroordeelt ODV in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Noorderlicht vastgesteld op € 1.641,00;
­ verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, P.J. van Eekeren en J.L.M. Groenewegen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.