Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Beoordeling door de rechter
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door op die [slachtoffer] te schieten met een vuurwapen;
[medeverdachte] op of omstreeks 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] op die [slachtoffer] geschoten met een vuurwapen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, en/of Hoorn en/of Berkhout en/of Beverwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2020 te Hoorn en/of Beverwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (inclusief (gedeeltelijk) gevuld patroonhouder en/of voorzien van de tekst ' [nummer] ' en/of Made in Yugoslavia), van het merk Crvena Zastava, type Mod 70, kaliber 7.65, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft/hebben gehad;
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Hoorn en/of Berkhout, althans in Nederland, nadat op of omstreeks 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, enig misdrijf, te weten de moord op [slachtoffer] was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten het gebruikte vuurwapen en/of de gedragen kleding (van [medeverdachte] ) tijdens het misdrijf en/of de telefoon van het slachtoffer [slachtoffer] , heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.
Vonnis waarvan beroep
Bewijs
hierna: [medeverdachte]), is gepleegd (feit 1) en dat hij samen met haar een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 2).
hierna ook: [verdachte]) moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe onder andere aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk en in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] , het slachtoffer [slachtoffer] (
hierna: [slachtoffer]) met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft voorafgaand aan het feit alleen als tussenpersoon gefungeerd bij de aanschaf van het wapen, terwijl hij niet wist dat [medeverdachte] dat wapen zou gaan gebruiken om [slachtoffer] te doden. Ook medeplichtigheid kan niet bewezen worden omdat er geen sprake is van het vereiste dubbele opzet: de verdachte had geen (voorwaardelijk) opzet op het doodschieten van [slachtoffer] en ook niet op het bevorderen of gemakkelijk maken daarvan. Omdat we niet kunnen vast stellen wat er in de woning is gebeurd, kan ook niet zonder twijfel vastgesteld worden dat er sprake is van voorbedachte raad, van moord. Tot slot kan het versturen van een bericht met de telefoon van [medeverdachte] slechts als een begunstigingshandeling worden gezien, omdat het feit al was voltooid toen de verdachte deze handeling verrichtte en omdat hij hiermee de bedoeling had om [medeverdachte] van een alibi te voorzien.
hierna: Sr)is om strafbaar te stellen het bevorderen en het vergemakkelijken van een misdrijf dat door een ander is begaan. Daaraan kan weliswaar op verschillende manieren vorm worden gegeven, maar het gaat uiteindelijk om dit kernverwijt.
Bewezenverklaring
[medeverdachte] op 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] op die [slachtoffer] geschoten met een vuurwapen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
hij in de periode van 7 februari 2020 tot en met 12 april 2020 te Hoorn en Beverwijk, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (inclusief gedeeltelijk gevuld patroonhouder en voorzien van de tekst ' [nummer] ' en Made in Yugoslavia), van het merk Crvena Zastava, type Mod 70, kaliber 7.65, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
hij op 12 april 2020 te Hoorn en Berkhout, nadat op of omstreeks 12 april 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, enig misdrijf, te weten de moord op [slachtoffer] was gepleegd, met het oogmerk om de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarmede dat misdrijf was gepleegd en andere sporen van dat misdrijf, te weten het gebruikte vuurwapen en de gedragen kleding (van [medeverdachte] ) tijdens het misdrijf, heeft weggemaakt en aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf of maatregel
Vorderingen van de benadeelde partijen
hierna: BW) in lid 3 en 4 een wettelijke grondslag voor vergoeding van immateriële schade die ‘naasten’ van het slachtoffer lijden in de vorm van affectieschade als gevolg van het overlijden van het slachtoffer. De wet noemt een beperkte kring van personen die voor affectieschade in aanmerking kunnen komen. De naasten die worden genoemd in artikel 6:108, vierde lid, onder a tot en met f, van het BW, kunnen aanspraak maken op vergoeding van affectieschade. Zij hebben daar recht op zonder dat zij verplicht zijn om de aard en de ernst van hun schade nader te motiveren. De hoogte van de schadevergoeding wordt bepaald op basis van wettelijk bepaalde standaardbedragen. Als iemand niet onder de in artikel 6:108, vierde lid, sub a tot en met f, van BW genoemde naasten valt, kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule van artikel 6:108, vierde lid, sub g, van het BW. In dat geval zal de benadeelde partij moeten stellen en onderbouwen dat sprake was van een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat zij toch voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien van dat feit van alle rechtsvervolging.
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren en 8 (acht) maanden.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
122 (honderdtweeëntwintig)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
122 (honderdtweeëntwintig)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.