In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, met betrekking tot een wapen van categorie II onderdeel 7. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft op 24 januari 2021 in Amsterdam een strafbaar feit gepleegd door in het bezit te zijn van een wapen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De relevante wettelijke voorschriften die van toepassing zijn in deze zaak omvatten de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, evenals de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Tijdens de zitting hebben zowel de verdachte als de advocaat-generaal afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen, wat betekent dat de uitspraak van het hof definitief is.