In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 juni 2020 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van andermans goed. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten van de zaak zijn gepleegd op 22 april 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het vernielen van een goed dat aan een ander toebehoorde.
Het hof heeft het primair tenlastegelegde niet bewezen geacht en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De beslissing van het hof houdt ook in dat het in beslag genomen voorwerp, een schroevendraaier, verbeurd wordt verklaard. De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter zitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen, wat betekent dat de uitspraak van het hof definitief is. De zaak is behandeld door de enkelvoudige strafkamer van het hof, waarbij de griffier B. Akinrolabu aanwezig was.