In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 30 maart 2022. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van woninginbraak in Haarlem op 25 oktober 2019, waarbij hij samen met anderen een iPhone heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door middel van braak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
De advocaat-generaal had een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist, met een proeftijd van twee jaar. De raadsman van de verdachte vroeg om een proeftijd van één jaar. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn stabilisatie in werk en financiën, en heeft besloten om een lagere straf op te leggen dan geëist. De verdachte kreeg een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van één jaar. Het hof benadrukte dat woninginbraken ernstige inbreuken op de privacy van slachtoffers zijn, maar dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet verstoord moesten worden door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof, waarbij mr. Van Toor niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.