ECLI:NL:GHAMS:2024:2403
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P. Greve
- B.E. Dijkers
- C. Beuze
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na intrekking door verdachte
Dit arrest van het gerechtshof Amsterdam betreft het hoger beroep van een verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak heeft betrekking op een strafzaak met parketnummer 13-016657-22, waarbij de verdachte, geboren in 1967, in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis dat op 25 juli 2023 is uitgesproken. Tijdens de zitting op 9 juli 2024 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De verdachte heeft via e-mailberichten op 3 en 21 juni 2024 aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk is, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al op 9 april 2024 is begonnen. De verdachte heeft haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer willen handhaven, wat het hof heeft geïnterpreteerd als een reden om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit is in overeenstemming met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, en dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2024. De meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, bestaande uit de rechters P. Greve, B.E. Dijkers en C. Beuze, heeft deze beslissing genomen, waarbij griffier L.M. van Leeuwen aanwezig was. Mr. C. Beuze was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.