In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2018. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 408, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat hoger beroep binnen veertien dagen na de uitspraak moet worden ingediend, mits de verdachte op de hoogte was van de zitting. De verdachte was op de hoogte van de zitting op 15 mei 2018, maar heeft pas op 4 juni 2018 hoger beroep ingesteld, wat te laat is. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. Daarom is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.