ECLI:NL:GHAMS:2024:2803

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23-003036-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met pepperspray en stroomstoot

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij een vechtpartij op 20 augustus 2017 in Amsterdam, waarbij hij samen met zijn zoon geweld heeft gepleegd tegen drie slachtoffers. De tenlastelegging omvatte openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte onder andere pepperspray en een taser heeft gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en betrouwbaar zijn, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De eerdere veroordeling van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de gebruikte wapens en de impact op de slachtoffers. De verdachte heeft geen beroep op noodweer kunnen doen, aangezien de feiten en omstandigheden dit niet ondersteunen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003036-21
datum uitspraak: 12 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-193539-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1969,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, aan de [adres], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal te duwen en/of
- eenmaal of meermalen pepperspray/traangas, in elk geval een verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende en/of brandende/irriterende stof in het/de ogen, in elk geval in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] te spuiten, en/of
- eenmaal of meermalen een elektrische stroomstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toe te brengen, en/of
- eenmaal of meermalen met kracht en/of met gebalde vuist te slaan in/op/tegen de buik, het borstbeen en/of het gezicht, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- eenmaal of meermalen te schoppen en/of te trappen in/op/tegen de buik/zij, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de drie aangiften onbetrouwbaar zijn. Hoewel op de camerabeelden te zien is dat de verdachte enige geweldshandelingen heeft verricht tegen [slachtoffer 3] , kan dit enkel worden gekwalificeerd als een eenvoudige mishandeling, maar dat is niet tenlastegelegd. Er is geen sprake van medeplegen, nu bij zowel de verdachte als bij zijn zoon (de medeverdachte) het voornemen ontbrak op enige samenwerking op de mishandeling van de drie aangevers.
Het hof stelt voorop dat in het dossier geen solide aanknopingspunten te vinden zijn voor de conclusie dat de verklaringen van de drie aangevers niet betrouwbaar zijn. De verklaringen komen in de kern overeen, zijn consistent en vinden bevestiging in het beeldmateriaal en de medische stukken. Nu deze verklaringen betrouwbaar zijn, zullen zij in aanmerking worden genomen bij de bewijsbeslissing.
Op 20 augustus 2017 heeft een vechtpartij aan de [adres] in Amsterdam plaatsgevonden, waarbij de verdachte en zijn zoon (de medeverdachte) betrokken zijn geweest. Op de camerabeelden is eerst een schermutseling te zien en later een vechtpartij, waarbij te zien is dat door de verdachte en de medeverdachte geweld is gebruikt tegen de drie aangevers.
De verdachte is achter één van de slachtoffers, [slachtoffer 3] , aangelopen en heeft hem vervolgens aangevallen door een spray in zijn gezicht te spuiten. De verdachte heeft verklaard dat dit deodorant is geweest. Het hof acht dit niet geloofwaardig en neemt daarbij in aanmerking dat een ter plaatse gekomen verbalisant heeft waargenomen dat het slachtoffer zijn ogen dichthield en kennelijk niet kon openen. Daarbij komt dat de arts die [slachtoffer 3] op de spoedeisende hulp heeft onderzocht, tot de conclusie is gekomen dat [slachtoffer 3] was bespoten met pepperspray. Het hof acht op basis van deze feiten en omstandigheden dan ook bewezen dat de verdachte met pepperspray of traangas of een andere brandende/irriterende stof heeft gespoten.
Het hof acht ook bewezen dat de verdachte een stroomstoot aan zowel [slachtoffer 3] als aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht. Beide aangevers hebben verklaard dat zij een elektrische stroomstoot hebben gekregen en dit wordt ondersteund door de medische stukken die hieronder als bewijsmiddel 2 en 5 zijn opgenomen.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen – in het bijzonder de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van de aangevers – staat vast dat de verdachte en de medeverdachte samen geweld hebben gebruikt tegen de aangevers. [slachtoffer 3] is door de verdachte en de medeverdachte geduwd en door de verdachte getrapt in zijn zij en [slachtoffer 1] is door de verdachte en de medeverdachte op zijn hoofd en in zijn zij geslagen. Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering, met andere woorden: de verdachte en zijn zoon waren samen aan het vechten. Dit betekent dat zij het geweld in vereniging hebben gepleegd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2017 te Amsterdam, openlijk, te weten, aan de [adres], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meer personen te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door - voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] te duwen en
- pepperspray/traangas, in elk geval een brandende/irriterende stof in de ogen van voornoemde [slachtoffer 3] te spuiten, en
- een elektrische stroomstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] toe te brengen en
- te slaan in/op/tegen de buik, het borstbeen en/of het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en
- te trappen in/tegen de buik/zij van voornoemde [slachtoffer 3] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:

1. Een proces-verbaal van aangifte van 20 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar(doorgenummerde pagina’s 018 tot en met 020).

Dit proces-verbaal houdt in onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Achternaam: [slachtoffer 3]
Geboren: [geboortedag 2] 1962
Op 20 augustus 2017 was ik op de [adres] . Ik was hier samen met mijn neef genaamd: [slachtoffer 1] .
Ik zag twee mannen van ongeveer 50 en 30 jaar oud. Ik herkende de man van 50 jaar oud als: [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte]). De bijnaam van [verdachte] is [verdachte] . De man van 30 herkende ik als de zoon van [verdachte] . [verdachte] zei tegen mij dat ik moest uitstappen. Dit heb ik ook gedaan.
Ik zag dat [verdachte] pepperspray in mijn ogen spoot. Ik voelde een brandend gevoel in mijn gezicht op dat moment. Op dat moment werd mij zicht ook meteen heel wazig. Ik ben meerdere malen geslagen door [verdachte] en zijn zoon zag ik. Op een gegeven moment werd mijn neef, [slachtoffer 1] , geslagen door de zoon van [verdachte] , omdat mijn neef tussen ons in wilde stappen. Ik ben door [verdachte] aangevallen met een elektrisch wapen. Ik voelde een harde schok toen [verdachte] mij raakte met dit wapen. Ik heb het wapen gevoeld. Ik ben met het elektrisch wapen op mijn buik geraakt. Ik wilde vervolgens naar binnen rennen om de politie te bellen maar toen zag ik dat [verdachte] en zijn zoon achter mij aan renden. Zij hebben mij toen nog een paar keer geslagen. Ik voelde weer erg veel pijn. Ik kon bijna niks meer zien.

2. Een geschrift, te weten een letselverklaring van [slachtoffer 3] van het VUmc Spoedeisende Hulp van 20 augustus 2017, opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 021 tot en met 023).

Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Betreft:
[slachtoffer 3] , geb. [geboortedag 2] -1962
Geachte collega,
Patiënt [slachtoffer 3] bezocht 20-8-17 om 13:10 de Spoedeisende Hulp.
Conclusion
Attacked and physically abused on street with
1. Wounds face philtrum and tip of nose
2 contusion of face
3 attacked with taser; no signs of severe injury
4 Sprayed with pepperspray in eyes

3. Een proces-verbaal van aangifte van 20 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 012 tot en met 014).

Dit proces-verbaal houdt in onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Geboren: [geboortedag 3] 1966
Op 20 augustus 2017 was ik en mijn vriend, [slachtoffer 3] (
het hof begrijpt:
[slachtoffer 3]),
mishandeld op de [adres] ter hoogte van huisnummer [adres] .
Ik parkeerde mijn vrachtwagen naast de bus waar [naam 1] opstond. Ik ken de
bestuurder als [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] samen was met zijn zoon.
Ik stapte mijn vrachtwagen uit en werd direct zonder reden aangevallen door [verdachte] zoon. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik geen transporten meer mocht doen naar Nederland. [verdachte] zoon sloeg mij met gebalde vuist in mijn bovenmaag en op mijn borstbeen. Ik voelde hierdoor een pijnsteek op de plekken waar [verdachte] zoon mijn sloeg. Ik zag tevens dat mijn vriend [slachtoffer 3] werd geslagen door [verdachte] .

4. Een proces-verbaal van verhoor aangever (met fotobijlagen) van 20 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar(doorgenummerde pagina’s 005-007).

Dit proces-verbaal houdt in onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Vandaag zondag 20 augustus 2017 was ik samen met mijn oom [slachtoffer 3] (
het hof begrijpt:
[slachtoffer 3]) en de bestuurder van zijn truck.
Toen wij bezig waren met het achteruit rijden kwam er een blauwe BMW aanrijden welke de straat blokkeerde. Ik zag dat de bestuurder van de BMW (
het hof begrijpt: Mercedes) meteen mijn oom uit zijn vrachtauto sleurde ben begon te vechten. Mijn oom ging wegrennen naar de ingang van het bedrijf [bedrijf]. Ik zag dat er twee mannen in de BMW zaten en zal ze verder NN1 en NN2 noemen.
Bestuurder
NN1
-Man
-Ongeveer 45-50 jaar oud.
NN2.
-Man
-Zou mogelijk de zoon zijn van NN1
NN1 en NN2 hadden allebei een taser. NN1 en NN2 hebben eerst mijn oom aangevallen, daarna hebben ze mij proberen aan te vallen. Ik heb geprobeerd om NN1 vast te pakken. Daarna heeft NN2 mij weer gepakt. Ze hebben mij eerst geraakt op mijn hoofd, daarna hebben ze mij geraakt in mijn zij, daarna ben ik geraakt op mijn linkerbeen.
Ik voelde hevige pijn door mij heen gaan toen ik werd geraakt door de taser, ik wist niet wat mij overkwam.

5. Een geschrift, te weten een letselverklaring van [slachtoffer 1] van het VUmc Spoedeisende Hulp van 20 augustus 2017, opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 010 en 011).

Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Betreft:
[slachtoffer 1] , geb. [geboortedag 4] -1978
Geachte collega,
Patiënt [slachtoffer 1] bezocht 20-8-17 om 13:15 de Spoedeisende Hulp.
Conclusion
Attacked and physically abused on street with
1. Superficial wounds face left side of forehead and left ear
2. mild contusion of left side head
3. attacked with taser twice.

6. Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar(doorgenummerde pagina’s 055-061).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op zondag 20 augustus 2017 heeft er een mishandeling/openlijke geweldpleging plaatsgevonden op de [adres] . Van dit feit zijn er camerabeelden in het bezit van de politie gekomen.
Beelden
Het filmpje duurt 2.54 minuten begint bij de datum en tijdnotatie 20-08-2017 te 12.16.06.
Ik zie dat er in de linkerbovenhoek van het scherm kennelijk een ruzie/vechtpartij ontstaat.
Ik zie een man vanaf de locatie waar het incident plaatsvond weglopen richting het gebouw. Aan de hand van zijn kleding en de bij de aangifte gevoegde letselfoto’s herken ik deze man als de aangever [slachtoffer 3] . In dit verdere proces-verbaal zal ik hem aangever 1 noemen.
Ik zie dat er een onbekend man achter de aangever 1 aan komt rennen. Deze onbekende man zal ik in de rest van dit proces-verbaal NN1 noemen. Ik zie dat NN1 een duw geeft aan de aangever 1. Ik zie dat hij een voorwerp op de grond laat vallen en deze vervolgens weer oppakt. Ik zie dat de aangever 1 doorloopt in de richting van het gebouw. Ik zie dat NN1 achter de aangever aanrent en hem inhaalt. Ik zie dat NN1 vervolgens met het voorwerp een nevel in de gezicht van de aangever 1 sprayt.
Ik zie dat de aangever 1 probeert om de spray te ontwijken door zijn handen voor zijn gezicht te houden en zijn hoofd af te wenden. Ik zie dat de spray het gezicht van de aangever 1 raakt.
Ik zie dat er zich inmiddels een tweede onbekende persoon achter de aangever 1 aan is gerend. Ik zal deze onbekende persoon in de rest van dit proces-verbaal NN2 noemen.
Ik zie dat NN2 op het moment dat de aangever 1 in zijn gezicht gesprayd wordt, hem een duw geeft.
Ik zie dat de aangever 1 kennelijk pijn in zijn gezicht en/of ogen heeft. Ik zie dat NN1 vrijwel direct een trap geeft in de rechterzij/ buik van de aangever 1.
Ik zie dat NN1 vervolgens door de aangever [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]), verder in dit proces-verbaal aangever 2, van achteren wordt geslagen. Ik zie dat aangever 1 nog steeds zijn handen bij zijn gezicht houdt.
Ik zie dat NN 2 hier direct op reageer en aangever 2 aanvalt. Ik zie dat NN2 een voorwerp in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat hij meerdere malen met dit voorwerp een prikkende beweging maakt in de richting van aangever 2.
Ik zie dat aangever 2 zich los probeert te trekken. Ik zie dat NN2 hem vast blijft houden.
Ik zie dat NN2 in de bosschage terecht komt en valt. Ik zie dat aangever 2 hem een schop wil geven maar ook in de bosschage valt. Ik zie dat NN1 richting NN2 en aangever 2 loopt. Ik zie dat hij ook een zwart voorwerp in zijn hand vast heeft.
Ik zie dat er achter op de jas/bodywarmer van NN1 in gele letters de tekst [naam 2] staat.
Ik zie dat NN1 de aangever 2 benaderd terwijl deze op de grond ligt. Ik zie dat NN1 met dit voorwerp een stekende/prikkende beweging maakt in de richting van het lichaam van aangever 2.
Ik zie dat NN1 de aangever 2 op de grond vast houdt en voorkomt dat deze opstaat. Ik zie dat aangever 2 toch weet op te staan en weg loopt richting de rijbaan. Ik zie dat NN1 hem nog steeds vast houdt en achter hem aan loopt.
Signalementen
Aan de hand van de video kan ik de volgende beschrijving geven van NN1:
Man
Ongeveer 50 jaar oud
Draagt een blauwe jas met achterop gele letters [naam 2]
Ik kan de volgende beschrijving geven van NN2:
Man
Ongeveer 30 - 35 jaar oud

7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2024.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De voorzitter bespreekt met de verdachte de tekening die de raadsman ter terechtzitting heeft overgelegd.
Ik ben goed bekend met deze locatie [adres] waar ik vaak kom. Op de plek waar op de tekening ‘[kenteken]’ staat, stond mijn blauwe Mercedes. Ik was met mijn zoon.
Ik ben inderdaad in een vechtpartij beland met [slachtoffer 3] .
Op de plek waar een 2 staat, haalde ik uit naar [slachtoffer 3] . Hij is van plek 2 naar plek 3 gelopen. Ik ben achter hem aan gegaan. Om de hoek van 2 naar 3 viel mijn busje op de grond. Ik ben verder gelopen en toen spoot ik in z’n gezicht. Direct daarna gaf ik hem een trap en daarna een knietje.
De voorzitter toont de beelden en bespreekt deze met de verdachte.
Ik ben inderdaad de man met de bodywarmer aan. Achterop staat ‘ [naam 2] ’.
Het hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. De verdachte is aangevallen, vastgepakt, geslagen en geschopt. Hij moest handelen ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Voor een beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Van een dergelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding.
Het scenario dat door de verdachte is geschetst, – kort gezegd – dat hij als eerste werd aangevallen toen hij uit de cabine van de vrachtwagen was geklommen, wordt niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Die verklaring is ook in strijd met de bewijsmiddelen die hiervoor zijn weergegeven. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [slachtoffer 3] juist door de verdachte werd aangevallen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte zich had bewapend met een taser en pepperspray. Dit alles wijst er op dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft aangevallen. Er was dus geen noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen, nu de feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag zijn gelegd, niet aannemelijk zijn geworden. Onder deze omstandigheden is er ook geen sprake van noodweerexces. Het hof verwerp dan ook de verweren.
De verdachte is strafbaar, omdat geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar, indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman heeft het hof – in geval van een bewezenverklaring en in geval het beroep op noodweer(exces) niet slaagt – verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a Sr. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Sr.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn zoon schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij de drie slachtoffers door hen zijn geduwd, geslagen en getrapt. De verdachte heeft een brandende stof in de ogen van een van de slachtoffers gespoten en daarnaast zijn er stroomstoten toegebracht aan twee slachtoffers. De slachtoffers hebben door het door de verdachte en de medeverdachte gepleegde geweld pijn ervaren en letsel opgelopen. Zij zijn bang dat zij in de toekomst opnieuw worden aangevallen door de verdachte. Feiten als het onderhavige maken een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook gekeken naar straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten. Deze straffen zijn beschreven in de LOVS-oriëntatiepunten. Daarin is voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uren als vertrekpunt vermeld. Die straf acht het hof ook in deze zaak op zichzelf passend en geboden. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte ook wapens heeft gebruikt, wat normaal gesproken nog in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn van berechting, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, in de procedure bij de politierechter niet is overschreden. Zelfs als het eerste verhoor van de verdachte zou worden gezien als de aanvang van de vervolging, dan is er binnen een jaar uitspraak gedaan. In hoger beroep is de redelijke termijn wel overschreden, met ongeveer acht maanden. Om die reden zal het hof de eerder genoemde taakstraf geheel voorwaardelijk opleggen en omdat het feit al geruime tijd geleden is gepleegd daarbij de proeftijd op een jaar bepalen. De straf die het hof oplegt, is hoger dan de straf die de politierechter heeft opgelegd en hoger dan de straf die de advocaat-generaal heeft geëist. Het hof is van oordeel dat die straffen onvoldoende rechtdoen aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De verdachte is na het plegen van dit feit weliswaar veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf, de toepassing van artikel 63 Sr gaat echter niet zover dat voor het in deze zaak bewezen verklaarde geen straf meer wordt opgelegd. Het bewezen verklaarde feit is daarvoor te ernstig.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2024.
Mr. D.A.C. Koster is verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.