Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2020. De verdachte, geboren in 1971, was veroordeeld voor de opzettelijke invoer van ongeveer 5,8 kilogram cocaïne. De rechtbank had een gevangenisstraf van 38 maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde een straf van 34 maanden. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een straf rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, die zij op 16 maanden stelde. Het hof oordeelde dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De redelijke termijn in eerste aanleg was vier maanden overschreden, terwijl in hoger beroep de overschrijding twee jaar en acht maanden bedroeg. Het hof besloot de gevangenisstraf te verlagen naar 34 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank voor het overige en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op, zodra de duur van de hechtenis gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.