ECLI:NL:GHAMS:2024:3161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23-001199-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling, bedreiging, verduistering en andere strafbare feiten

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2024. De verdachte, geboren in 1990, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd en de gevangenisstraf gematigd tot vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, verduistering, huisvredebreuk, vernieling en diefstal, voornamelijk jegens zijn ex-vrouw en moeder. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft een zorgwekkende geschiedenis van problematiek, maar het hof heeft geconstateerd dat er enige verbetering is in zijn situatie. Daarom is besloten om de gevangenisstraf te matigen en bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder contactverboden met twee specifieke personen. Het hof heeft de reclassering opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden. De beslissing is genomen op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001199-24
datum uitspraak: 4 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-136442-24 en 13-071782-23 en 13-094754-24 en 13-261645-23 en 13-300626-23 en 13-328672-23 en 13-342841-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof het bepaalde in art. 63 Sr heeft meegewogen in zijn oordeel.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging, verduistering, huisvredebreuk, vernieling, diefstal en het meermalen overtreden van gedragsaanwijzingen, met name jegens zijn ex-vrouw en/of ex-vriendin en/of zijn moeder. Dit zijn erg vervelende en beangstigende feiten en het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten als vernieling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van de verdachte van 9 april 2024, waarin de deskundigen aangeven zich zorgen te maken over de verdachte.
Het hof houdt rekening met de oriëntatiepunten zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Een gevangenisstraf wordt daarom passend en redelijk geacht.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn besproken aanleiding om aansluiting te zoeken bij de straf die de advocaat-generaal heeft gevorderd en de op te leggen straf te matigen. Met de advocaat-generaal krijgt het hof de indruk dat het iets beter gaat met de verdachte dan dat het met hem ging ten tijde van het bewezenverklaarde. Hoewel dit nog pril is en de verdachte een lange en zorgwekkende geschiedenis heeft van problematiek van diverse aard, wil het hof deze ontluikende verbetering niet belemmeren door de verdachte opnieuw in detentie te plaatsen.
Het hof acht daarom, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst een nieuw strafbaar feit te plegen. Hierbij legt het hof de bijzondere voorwaarden op van contactverboden met [naam 1] en [naam 2].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138, 184a, 285, 300, 311, 322 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1998, en [naam 2], geboren op [geboortedag 3] 1999.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. I.F.M. Schreuders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2024.
Mr. D.A.G. van Toor is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]