ECLI:NL:GHAMS:2024:344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
23-003387-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging door gebrek aan overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 december 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2005, was beschuldigd van openlijke geweldpleging op 12 februari 2022 te Edam. De tenlastelegging betrof het slaan en schoppen van de benadeelde partij, [benadeelde], tijdens een vechtpartij die ontstond na een woordenwisseling bij een school. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van getuigen en de verdachte zorgvuldig bestudeerd. De advocaat-generaal stelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de raadsman betoogde dat er geen overtuigend bewijs was. Het hof concludeert dat de verklaringen van de getuigen, in combinatie met de ontkenning van de verdachte, onvoldoende zijn om tot een veroordeling te komen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, afgewezen omdat de verdachte werd vrijgesproken. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003387-22
datum uitspraak: 15 februari 2024
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-243415-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Edam openlijk, te weten, op de Langemeerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde], door:
die [benadeelde] één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans hoofd, en/of lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de kinderrechter – de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft betoogd dat het dossier zowel wettig als overtuigend bewijs bevat dat de verdachte de ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft gepleegd. Hij heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd en de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat overtuigend bewijs ontbreekt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat er op 12 februari 2022 bij de school [school] in [adres 2] een woordenwisseling tussen [naam] en aangever [benadeelde] heeft plaatsgevonden. Na enig duw- en trekwerk door hen beiden hebben andere jongens zich daarmee bemoeid en is een vechtpartij ontstaan. Het hof stelt vast dat de verdachte in ieder geval aan het begin daarvan aanwezig was en dat aangever als gevolg van die vechtpartij letsel heeft opgelopen. Over wat de rol van de verdachte daarbij is geweest lopen de verklaringen van de aangever, de getuigen en de verdachte uiteen. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de getuigen (waarvan de twee meest belastende getuigen in hoger beroep nog door de raadsheer-commissaris zijn gehoord), bezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, onvoldoende basis bieden voor de overtuiging dat de verdachte een wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat jegens aangever is gepleegd. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.621,45, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van 521,45 aan materiële schade en een bedrag van € 1.100,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. D. Radder en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van
mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 februari 2024.
mr. C.J. van der Wilt en mr. M.K. Durdu-Agema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.