ECLI:NL:GHAMS:2024:360

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
23-001465-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank met aanvulling van bewijsmiddelen in hoger beroep tegen poging tot doodslag en vernielingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2023. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor een poging tot doodslag, waarbij hij het slachtoffer met een afgebroken flessenhals in het gezicht had geslagen, en voor twee vernielingen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar voegt enkele bewijsmiddelen toe aan de overwegingen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en de advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte dezelfde straf en maatregelen opgelegd krijgt als in eerste aanleg. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de opgelegde straf te zwaar is, maar het hof oordeelt dat de door haar aangehaalde vergelijkbare zaken niet relevant zijn. Het hof concludeert dat de door de raadsvrouw voorgestelde alternatieven niet als reële opties worden gezien om het gevaar voor herhaling van het gedrag van de verdachte te beperken. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aanvullingen op de bewijsmiddelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001465-23
datum uitspraak: 20 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-281917-22 en
10-236741-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,
[detentie adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw, de benadeelde partij en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregelen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het standpunt van de raadsvrouw is in hoofdlijn identiek aan hetgeen zij in eerste aanleg heeft bepleit, met dien verstande dat de raadsvrouw haar meer subsidiaire standpunt heeft laten vallen.
Met betrekking tot haar standpunt dat de door de rechtbank opgelegde straf en maatregelen te zwaar zijn, als je andere (heftiger) gevallen beziet, meent het hof dat de door de raadsvrouw genoemde zaken niet vergelijkbaar zijn.
Voorts worden de door de raadsvrouw genoemde opties/alternatieven (zorgmachtiging en/of repatriëring naar [geboorteland]) niet als reële opties gezien om het gevaar voor herhaling van gedrag in te perken, gelet op de inhoud van de rapporten.
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd brengt het hof derhalve niet tot een andere beslissing dan de rechtbank.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • Met betrekking tot
  • Met betrekking tot
“Ik had heel veel gedronken. Ik weet niet meer waarom ik toen op 30 oktober 2022 een raam kapot heb gegooid. Ik heb dat teruggezien op de camerabeelden. Ik heb gezien dat ik het was die dat heeft gedaan.”

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jeltes, mr. M.M.H.P. Houben en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr.
S. Maerman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 februari 2024.
mr. M. Jeltes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.