In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 15 januari 2024, waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs, te weten een Portugees rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 november 2023 in Amsterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs door dit aan de politie te tonen. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof besloot, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, om een geldboete van € 1.000,00 op te leggen, met 20 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof ook de draagkracht van de verdachte in overweging nam.