ECLI:NL:GHAMS:2024:3647

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
23-000208-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in strafzaken met betrekking tot diefstal en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 januari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1974, was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten in zaak C, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in zaak C, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

In zaak A werd de verdachte beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van 49,50 euro door gebruik te maken van een gestolen pinpas. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat de pinpas gestolen was, en sprak haar vrij van dit feit. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van een videodeurbel die toebehoorde aan een buurman. Het hof achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf op van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis.

De benadeelde partij in zaak A had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd deze vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing op 5 september 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000208-24
datum uitspraak: 5 september 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 januari 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-044946-22 (zaak A) en 15-128346-23 (zaak B) en 15-059384-23 (zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974;
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep (zaak C)

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan haar in zaak C is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve ook gericht tegen een in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dus niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, ten laste gelegd dat:
Zaak Azij in of omstreeks 17 juni 2021 te Beverwijk een geldbedrag van 49.50 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas waarvan verdachte tot het gebruik daarvan niet gerechtigd was;
subsidiair
zij in of omstreeks 17 juni 2021 te Beverwijk, een bankpas op naam van [benadeelde], althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak Bzij in of omstreeks 16-03-2023 t/m 17-03-2023 te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk videodeurbel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak (Zaak A)

De verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend, zij heeft bij de politie aangegeven dat zij weliswaar met een pinpas die niet van haarzelf was heeft gepind, maar dat zij daarbij niet wist en ook niet kon vermoeden dat het zou gaan om een gestolen pinpas.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 17 juni 2021 met de gestolen pinpas van de aangeefster heeft gepind. Niet blijkt uit het dossier of het onderzoek ter terechtzitting dat de verdachte wetenschap had van het feit dat de pinpas gestolen was, en evenmin dat zij dit had moeten vermoeden.
Naar het oordeel van het hof is daarmee niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de
zaak Bheeft begaan, met dien verstande dat:
zij omstreeks 16-03-2023 t/m 17-03-2023 te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk een videodeurbel toebehorend aan [slachtoffer ], heeft onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder zaak A en B bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de videodeurbel van haar buurman opzettelijk onbruikbaar gemaakt door deze met verf te bespuiten. Dit is een ergerlijk feit waardoor zij overlast bij haar buurman heeft veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2024 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof ziet aanleiding om de verdachte een taakstraf op te leggen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ziet daarin geen beletsel om een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding (in zaak A). Deze bedraagt € 250,00. De vordering is, bij het vonnis waarvan beroep, toegewezen tot een bedrag van € 49,94. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Verdachte wordt van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit in zaak A vrijgesproken. Het zou dit handelen zijn geweest, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan, doordat de verdachte wordt vrijgesproken, in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 350 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-059384-23 (zaak C) tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-044946-22 (zaak A) primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-128346-23 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-128346-23 (zaak B) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg, mr. M. Lolkema en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Pattinama, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 september 2024.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]