Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte op 13 juli 2022 was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. De zaak is behandeld op 22 augustus 2024, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaring van de verdachte. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op 18 december 2020 in Alkmaar zijn levensgezel heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken en op haar rug te slaan. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Na beoordeling van de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de waarnemingen van verbalisanten, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft sindsdien positieve ontwikkelingen doorgemaakt, waaronder relatietherapie en het zorgen voor hun drie kinderen. Het hof legt een voorwaardelijke taakstraf op van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging heeft genomen.