ECLI:NL:GHAMS:2024:3648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
23-002222-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van levensgezel met voorwaardelijke taakstraf

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte op 13 juli 2022 was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. De zaak is behandeld op 22 augustus 2024, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaring van de verdachte. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op 18 december 2020 in Alkmaar zijn levensgezel heeft mishandeld door haar aan de haren te trekken en op haar rug te slaan. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Na beoordeling van de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de waarnemingen van verbalisanten, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft sindsdien positieve ontwikkelingen doorgemaakt, waaronder relatietherapie en het zorgen voor hun drie kinderen. Het hof legt een voorwaardelijke taakstraf op van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002222-22
datum uitspraak: 22 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-019815-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989;
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 augustus 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Alkmaar zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] aan haar haren te trekken en/of op haar rug te slaan/stompen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, al omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling, en dus vrijgesproken dient te worden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. Het slachtoffer heeft in de aangifte verklaard dat de verdachte haar aan haar haren heeft getrokken en op haar rug heeft gestompt. De verbalisanten hebben rode verkleuringen op de rug van het slachtoffer waargenomen. Een andere verbalisant heeft waargenomen dat het slachtoffer pijn had. Het hof gaat dan ook, mede gezien de overige feiten en omstandigheden zoals die volgen uit de bewijsmiddelen, voorbij aan de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 december 2020 te Alkmaar zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] aan haar haren te trekken en op haar rug te slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twintiguren subsidiair tien dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levenspartner door haar aan het haar te trekken en op haar rug te slaan/stompen. Dergelijk geweld kan bij een slachtoffer gevoelens van onveiligheid en angst teweeg brengen.
Blijkens het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2024 is de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep (waarbij ook het slachtoffer aanwezig was) is gebleken dat de verdachte en het slachtoffer nog steeds bij elkaar zijn en inmiddels samen de zorg voor drie kinderen hebben. De verdachte heeft verklaard dat het nu goed gaat, dat hij beter kan omgaan met zijn emoties en dat hij samen met zijn partner relatietherapie heeft doorlopen. Het hof constateert dat zich sinds het ten laste gelegde feit geen nieuwe incidenten meer hebben voorgedaan. Het hof ziet in de hiervoor geschetste positieve ontwikkeling en hetgeen verder ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van verdachte is aangevoerd, geen meerwaarde meer in het opleggen van een onvoorwaardelijke straf. Wel legt het hof een voorwaardelijke taakstraf op, om de ernst van het delict te benadrukken, en als stok achter de deur voor de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Pattinama, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 augustus 2024.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.