ECLI:NL:GHAMS:2024:431

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
23-000374-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1965, was beschuldigd van het telen van 78 hennepplanten en 607 hennepstekken, alsook van diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging betrof twee feiten: het opzettelijk telen van hennep en het wederrechtelijk wegnemen van stroom van Liander. De feiten vonden plaats op 6 februari 2020 in Westbeemster. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 februari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten, waarbij het hof de bewijsmiddelen heeft overwogen die in de bijlage bij het arrest zijn opgenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij onder druk stond van onbekende medeverdachten, maar het hof oordeelde dat deze bedreiging niet voldoende was onderbouwd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de impact op de samenleving en de betrokkenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000374-22 (strafzaak)
Datum uitspraak: 27 februari 2024
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-272555-20 tegen:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1965 te [geboorteplaats01] ,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 6 februari 2020 te Westbeemster, gemeente Beemster tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) 78 hennepplanten en/of 607 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 2hij op of omstreeks 6 februari 2020 te Westbeemster, gemeente Beemster tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
In de appelschriftuur heeft de toenmalige raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. In eerste aanleg heeft de verdediging ter terechtzitting ten aanzien van feit 1 aangegeven dat slechts ‘aanwezig hebben’ kan worden bewezen en vrijspraak bepleit van feit 2.
Oordeel van het hof
Redengevende feiten en omstandighedenHet hof komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit arrest zijn vervat. De in de appelmemorie door de verdediging bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1 vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Bewijsoverweging feit 2
Met de rechtbank stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De zegels van het zogenoemde klemmendeksel van de elektriciteitsmeter waren verbroken. De zogenoemde shuntjes van de elektriciteitsmeter waren opengezet. Door het openzetten van de shuntjes kwam de elektriciteitsmeter stil te staan. Hierdoor werd zowel het elektriciteitsverbruik van de aanwezige hennepplantage alsmede het huishoudelijk elektriciteitsverbruik niet geregistreerd. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij had gezien dat er een zwart kastje was geplaatst in de meterkast. Dit werd geplaatst door een oudere man. Verder heeft hij verklaard dat hij wist dat er stroom vanuit de meterkast naar de kwekerij moest komen.
Het hof overweegt dat de verdachte zijn (onbekende) medeverdachte(n) toegang heeft verleend om de meterkast zo te manipuleren dat het elektriciteitsverbruik niet werd geregistreerd. De in de kwekerij aanwezige apparaten en installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet hebben gebruikgemaakt van de weggenomen stroom. Als mededader van het telen van hennep in de hennepkwekerij heeft de verdachte gebruikgemaakt van de stroom en profijt gehad van de weggenomen elektriciteit. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal van stroom.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 6 februari 2020 te Westbeemster, gemeente Beemster, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres02] ) een hoeveelheid van 78 hennepplanten en 607 hennepstekken;
feit 2hij op 6 februari 2020 te Westbeemster, gemeente Beemster, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid stroom,
dieaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals weergegeven in de bij dit arrest gevoegde bewijsmiddelenbijlage.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

In de appelschriftuur heeft de toenmalige raadsman zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verweren ten aanzien van de dreiging richting de verdachte en de exploitatie van de kwekerij door derden ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat de verdachte vanwege een bedreiging het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd, overweegt het hof met de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij werd bedreigd en afgeperst en aldus werd gedwongen om het feit zoals onder 1 ten laste gelegd, te plegen. Het hof overweegt dat, op grond van wat de verdachte hierover naar voren heeft gebracht, die gestelde bedreiging en afpersing onvoldoende zijn komen vast te staan. Enige onderbouwing heeft de verdachte wel gegeven, maar op grond daarvan kan niet worden geoordeeld dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstond kon bieden, zodat er geen aanleiding is om de verdachte vanwege de gestelde bedreiging en afpersing niet of in verminderde mate strafbaar te achten.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 78 hennepplanten en 607 hennepstekken. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en gaat deze niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom ten behoeve van de hennepkwekerij, waardoor het energiebedrijf financiële schade heeft geleden. Tevens kan het illegaal aftappen van stroom leiden tot brandgevaarlijke situaties voor omwonenden.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans bij hennepkwekerijen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daar wordt in het geval van een hennepkwekerij met 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden genoemd. Het oriëntatiepunt gaat uit van een verdachte die voor dit delict een first offender is en ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2024 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens hennepteelt. Het hof zal in het voordeel van de verdachte afwijken van dit oriëntatiepunt, omdat het overgrote deel van de aangetroffen hennep slechts stekken betrof.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. E. Mijnsberge en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2024.
Mr. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage: bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] en [verbalisant02] (doorgenummerde pagina’s 13 en 14).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Op 6 februari 2020 stelden wij een onderzoek in, in perceel [adres02] te Westbeemster. Ik, [verbalisant01] , opende de deur en zag een in werking zijnde hennepkwekerij met moederplanten. Wij liepen door de ruimte en zagen daar een deur open staan naar een volgende ruimte. Wij zagen hier nogmaals een ruimte ingericht als een in werking zijnde hennepkwekerij met moederplanten. Wij zagen een onbekende persoon van achter de woning aan komen lopen onze richting op. Ik, [verbalisant02] , vroeg wie de man was en waar hij vandaan kwam. Ik vertelde hem dat wij hier waren omdat wij zojuist een hennepkwekerij hadden aangetroffen in de woning/schuur. Hij gaf op te zijn: [verdachte01] geboren op [geboortedatum01] 1965 te [geboorteplaats01] , wonende aan de [adres01] . Wij openden de deur en zagen een in werking zijnde stekkenkwekerij in een kweektent. Wij zagen onderaan de trap een deur. Wij hoorden door de deur de afzuiging van de kweekruimte. Wij zagen langs de kozijnen van de deur het felle licht van de kweekruimte. Wij hoorden [verdachte01] zeggen dat de wietplantage van hem was.
2.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 31 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant01] (doorgenummerde pagina’s 15 tot en met 21).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Kweekruimte B:
Wij zagen dat ruimte B ingericht was als professionele hennepkwekerij.
78 moeder(hennep)planten in potten.
Kweekruimte C:
Wij zagen dat er in ruimte C een zogenaamde kweektent stond opgesteld.
607 hennepstekken.
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 3 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant02] (doorgenummerde pagina’s 157 tot en met 169).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Wie heeft de kwekerij opgebouwd?
A: Die mannen. Ze hebben de lampen opgehangen, filters opgehangen. Ze hebben elektrische dingen opgehangen.
Ten aanzien van feit 2
4.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 januari 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat er een kastje tussen (de leiding) en de elektriciteitsmeter was gezet. Ik wist van het kastje en het rommelen in de meterkast. Ze moesten daar stroom hebben.
5.
Een proces-verbaal aangifte van 6 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] (doornummerde pagina’s 114 tot en met 143).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 maart 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van aangever [aangever01] (namens Liander):
Pleegplaats: Westbeemster
Adres: [adres02]
Op 6 februari 2020 is door fraudespecialist M02 van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van het zogenoemde klemmendeksel van de elektriciteitsmeter waren verbroken. Nadat hij het klemmendeksel had verwijderd, zag hij dat de zogenoemde shunt(jes) van de elektriciteitsmeter waren opengezet. Door het openzetten van de shunt(jes) komt de elektriciteitsmeter stil te staan. Hierdoor werd zowel het elektriciteitsverbruik van de aanwezige hennepplantage alsmede het huishoudelijk elektriciteitsverbruik niet geregistreerd. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat minimaal 332885 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen). Het totaalbedrag dat de contractant hierdoor aan Liander N.V. verschuldigd is, bedraagt € 39.077,27.
6.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 3 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant02] (doorgenummerde pagina’s 157 tot en met 169).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Er is iemand geweest die de elektriciteitskast open heeft gemaakt. Toen is er ook gesoldeerd in deze kast. Hij heeft een kastje ertussen gezet. Dit is een kastje met zekeringen. Ik wist dat er stroom vanuit de meterkast naar de kwekerij moest komen
.Ik zag dat dat ding ertussen was gezet.