In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis waarin hij was veroordeeld tot een geldboete van € 425,00 voor het vernielen van zeventien auto’s. De vernielingen vonden plaats in beschonken toestand, waarbij de verdachte voornamelijk autospiegels had beschadigd. Dit leidde tot schade en overlast voor meerdere buurtbewoners.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 december 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van vijftig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken had geëist. Het hof heeft echter besloten om de opgelegde straf te vernietigen en in plaats daarvan een taakstraf van zestig uren op te leggen. Het hof heeft hierbij de ernst van de feiten en de houding van de verdachte in overweging genomen. De verdachte toonde geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en gaf de voorkeur aan een taakstraf boven een geldboete.
Het hof heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing genomen om de straf te verhogen, gezien de ernst van de vernielingen en de impact op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, met de mogelijkheid dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht op de taakstraf. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.