In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 24 oktober 2022 in Alkmaar, waarbij de verdachte de aangever bedreigde met de woorden "I'm going to smash you" en "I'm going to smash your face", terwijl hij een gevechtshouding aannam. De verdachte had zich in de trein tegenover de aangever opgesteld en zijn dreigende houding, gecombineerd met zijn verbale uitingen, leidde tot de vrees bij de aangever voor zware mishandeling.
Het hof oordeelde dat de bedreiging van dusdanige aard was dat de aangever in redelijkheid vrees kon hebben voor mishandeling. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar de advocaat-generaal eiste een zwaardere straf. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is mee in zijn beslissing. De verdachte had eerder onherroepelijk een veroordeling voor bedreiging gekregen, wat ook in de overwegingen werd meegenomen.
Uiteindelijk werd de verdachte door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen in het openbaar vervoer en de impact daarvan op slachtoffers en omstanders.