ECLI:NL:GHAMS:2024:781
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarigen in het kader van ouderschapsplan na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de echtscheiding van hun ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van de vader naar haar. De vader, verweerder in hoger beroep, verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zou zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders en de kinderen de Portugese nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen.
De moeder stelde dat de rechtbank ten onrechte de hoofdverblijfplaats van de kinderen had gewijzigd naar de vader, en dat de vader niet in staat was om de zorg voor de kinderen adequaat te bieden. De vader daarentegen betoogde dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats gerechtvaardigd was, omdat [minderjarige 2] al geruime tijd bij hem woonde en de juridische situatie in overeenstemming moest worden gebracht met de feitelijke situatie. De gezinsmanager van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij de zorg voor de kinderen voorop stond.
Het hof oordeelde dat de handhaving van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader het meest in hun belang was, gezien de huidige omstandigheden en de betrokkenheid van de GI. Het hof wees het verzoek van de moeder af en bekrachtigde de beschikking waarvan beroep, met de mogelijkheid dat de hoofdverblijfplaats in de toekomst kan worden gewijzigd indien de omstandigheden dat vereisen.