ECLI:NL:GHAMS:2024:989
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan grieven en aanwezigheid
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep is de verdachte echter niet verschenen, en zijn raadsvrouw was niet gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend door of namens de verdachte, en er zijn ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Gezien het ontbreken van enige actie van de zijde van de verdachte en het feit dat er geen rechtens te respecteren belang is gebleken dat zou pleiten voor verder onderzoek, heeft het hof besloten dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit is in lijn met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard in het hoger beroep als er geen grieven zijn ingediend.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof en is ondertekend door de griffier, hoewel mr. D. Abels niet in staat was om het arrest te ondertekenen.