ECLI:NL:GHAMS:2025:1102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23-001188-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake opzettelijk voorhanden hebben van professioneel knalvuurwerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van een aanzienlijk aantal stuks professioneel knalvuurwerk, specifiek 216 stuks Black Widow. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 18 november 2020 in Haarlem, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de opslag en verkoop van dit vuurwerk. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte door de economische politierechter. Tijdens de zittingen in hoger beroep en eerste aanleg zijn verschillende bewijsstukken en verklaringen gepresenteerd, waaronder chatberichten en getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het vuurwerk voorhanden heeft gehad, ondanks dat hij niet over de benodigde expertise beschikte. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 220 uren, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de ernst van het feit en de risico's van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001188-22
datum uitspraak: 22 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-281567-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2020, in Haarlem , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, al dan niet opzettelijk
- 216, althans één of meer, stuks Black Widow I, in elk geval een hoeveelheid professioneel vuurwerk,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de economische politierechter.

Standpunten van partijen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft, onder de Telegramnaam [naam 1] , op 18 november 2020 de pseudokoop van de 216 stuks Black Widow gesloten, welk vuurwerk kort daarvoor in de auto lag die de verdachte bestuurde. Niet kan worden bewezen dat de verdachte enige betrokkenheid had bij of wetenschap had van het opslaan en/of voorhanden hebben van dit vuurwerk. Hiertoe is van belang dat [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte bestuurder van de auto was omdat hij zelf geen vervoer had en de verdachte niet op de hoogte was van het feit dat ‘ze’ vuurwerk gingen halen bij hem thuis. Uit de bevindingen van de telefoon van de verdachte – chatberichten en foto’s – blijkt niet dat specifiek over (de verkoop van) de 216 stuks Black Widow is gecommuniceerd. Verder kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft deelgenomen aan de (chat)gesprekken die betrekking hadden op (de handel in) vuurwerk in het algemeen, omdat zijn telefoon ook door anderen werd gebruikt, waaronder veelvuldig door [medeverdachte] . Het Telegramaccount [naam 2] – dat evenmin aan de verdachte kan worden gelinkt – was voorts niet betrokken bij de pseudokoop op 18 november 2020.

Bewijsoverweging van hof

Feiten en omstandigheden
Op 10 november 2020 om 21.41 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat er een advertentie was geplaatst door een Telegramgebruiker met de naam [naam 1] en uniek ID [nummer 1] in de Telegramgroep ‘[naam 3]’. Het aangeboden vuurwerk betrof professioneel vuurwerk, waaronder “
Blackwidow 50gram 20eu” en “
Doos afname Black widow €550”. [1] Verbalisant [verbalisant 1] zag dat eenzelfde aanbod (“
Blackwidow 50gram 20eu” en “
Doos afname Black widow €550”) in deze Telegramgroep een aantal dagen eerder werd gedaan door een andere Telegramgebruiker met de naam [naam 2] en uniek ID [nummer 2] . [2] Uit onderzoek is gebleken dat dit unieke ID is gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer] , welk nummer in de politiesystemen is gekoppeld aan de verdachte. [3] Zowel in de advertentie van [naam 1] als in die van [naam 2] werd als omgeving waar het vuurwerk werd aangeboden [plaats] genoemd.
Op 17 november 2020 om 20.29 uur nam verbalisant [verbalisant 2] via Telegram contact op met [naam 1] en heeft hij een afspraak gemaakt om de daaropvolgende dag een doos Black Widow van hem te ‘kopen’ voor de aangeboden prijs van € 550,00 (pseudokoop). [4]
Op 18 november 2020 omstreeks 19.42 uur zag verbalisant [verbalisant 3] , die de pseudokoop uitvoerde, een persoon aan komen lopen uit de richting van de [winkel] aan de [adres 2] te Haarlem. De man antwoordde dat hij [naam 1] was en dat hij met 5 minuten terug zou zijn, waarop [verbalisant 3] op deze locatie op hem bleef wachten. Omstreeks 19.48 uur kwam [naam 1] , die daarvoor uit een donkergrijze BMW was gestapt, aanlopen met in zijn hand een bruine grote doos. Op de doos stond ‘Black Widow’ gedrukt. [verbalisant 3] is uit zijn voertuig gestapt, naar [naam 1] toegelopen en heeft tegen [naam 1] gezegd dat hij de doos op de achterbank kon zetten. Nadat [naam 1] de doos op de achterbank van het voertuig van [verbalisant 3] had gezet, heeft [verbalisant 3] de inhoud ervan gecontroleerd. In de doos zaten 9 pakketjes met 4 rode cilindervormige voorwerpen. De cilindervormige voorwerpen waren voorzien van de opdruk ‘Black Widow’. In de doos waren 6 pakketjes op elkaar gestapeld. Nadat [verbalisant 3] tegen [naam 1] had gezegd dat hij zijn geld ging pakken, is [naam 1] aangehouden en is de eerder genoemde donkergrijze BMW klemgereden waar de bestuurder nog in zat en waar [naam 1] mee was gekomen. [5] De ‘verkoper’ van de doos met de opdruk ‘Black Widow’ was [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [naam 1] . [6] De bestuurder van de auto was de verdachte. [7]
Uit onderzoek aan het inbeslaggenomen vuurwerk komt naar voren dat het gaat om knalvuurwerk, te weten een doos met daarin in totaal 216 stuks Black Widow. Op de doos zelf staat met grote letters ‘Fireworks’ en ‘Black Widow’. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk. [8] Bij elektronische navraag op 4 januari 2021 bij [organisatie] bleek dat noch de verdachte noch [medeverdachte] aldaar was ingeschreven als beziger van professioneel vuurwerk. [9]
Tijdens de aanhouding van de verdachte op 18 november 2020 is onder hem een telefoon inbeslaggenomen (hierna: de telefoon). [10] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij maar één telefoon had en dat hij het in de telefoon in gebruik zijnde telefoonnummer +[telefoonnummer] weleens heeft gebruikt. [11] De telefoon is uitgelezen waarbij is gekeken naar vuurwerk gerelateerde informatie in met name de periode oktober en november 2020. De gebruiker van de telefoon laat in chatberichten weten een bus vol knalvuurwerk te hebben gehaald in Duitsland. Op de avond van het halen (18 oktober 2020) wordt met de telefoon een foto gemaakt van een doos knalvuurwerk. Uit de metadata volgt dat de locatie van deze foto een loods is, die in eigendom blijkt te zijn van de vader van de verdachte. Ook is gebleken dat de telefoon op 18 oktober 2020 daadwerkelijk in Duitsland is geweest. In de notities van de telefoon wordt verder een op 31 oktober 2020 gemaakte inkooplijst van vuurwerk – waaronder Black Widow – aangetroffen, waarvoor in totaal € 18.500,00 is betaald. Op de telefoon worden verder diverse chatgesprekken gevonden over de handel in professioneel vuurwerk tot op de dag van de aanhouding op 18 november 2020. Uit het chatgesprek met [medeverdachte] blijkt dat er telefonisch contact is tussen hen en dat [medeverdachte] voor een deal met een klant contact opneemt met de verdachte. [12]
Beoordeling
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte op 18 november 2020 in Haarlem een auto heeft bestuurd waarin een doos lag waarop ‘Fireworks’ en ‘Black Widow’ stond, met daarin 216 stuks Black Widow, zijnde professioneel vuurwerk. De verdachte, noch zijn bijrijder [medeverdachte] , was een persoon met gespecialiseerde kennis.
Het hof is van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte op 18 november 2020 de doos met 216 stuks Black Widow opzettelijk voorhanden heeft gehad. Hiertoe acht het hof het volgende redengevend.
In de eerste plaats heeft de verdachte zelf, onder het Telegramaccount [naam 2] , kort voor zijn aanhouding, professioneel vuurwerk te koop aangeboden, waaronder een doos Black Widow voor € 550,00 – dezelfde prijs die [naam 1] hanteerde, oftewel [medeverdachte] , de ‘verkoper’ op 18 november 2020 met wie de verdachte die dag samen is aangehouden. Beide accounts boden dit vuurwerk aan in de omgeving [plaats] . In de tweede plaats stond op de doos die de verdachte in zijn auto vervoerde, en die [medeverdachte] nadien aan de ‘koper’ heeft overhandigd, duidelijk zichtbaar vermeld dat zich daarin ‘Fireworks’ in de vorm van ‘Black Widow’ bevond. In de derde plaats blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte dat hij in de maanden oktober en november, tot het moment van zijn aanhouding op 18 november 2020, veelvuldig heeft gecommuniceerd over de handel in professioneel vuurwerk en dat hij zulk vuurwerk – waaronder Black Widow – heeft gekocht. Deze communicatie in de vorm van chatgesprekken en foto’s vond plaats tussen de verdachte enerzijds en (potentiële) kopers van dergelijk vuurwerk en [medeverdachte] anderzijds.
Het standpunt van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de Telegramgebruiker [naam 2] was noch dat de verdachte heeft deelgenomen aan de chatgesprekken over professioneel vuurwerk – omdat zijn telefoon ook door anderen, waaronder [medeverdachte] , werd gebruikt – acht het hof niet aannemelijk geworden. De bewuste telefoon is onder de verdachte inbeslaggenomen ten tijde van zijn aanhouding en werd ook door hem gebruikt. Bovendien vindt een deel van de chatgesprekken plaats tussen de telefoon van de verdachte en [medeverdachte] . Het is onaannemelijk dat [medeverdachte] (met een andere telefoon) chatgesprekken voerde met zichzelf.
Aldus is bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde 216 stuks Black Widow op 18 november 2020 opzettelijk voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2020, in Haarlem , als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk 216 stuks Black Widow,
zijndeprofessioneel vuurwerk, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit,
zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met de oplegging van een taakstraf overeenkomstig de duur die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft
doorgebracht. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld en dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf niet passend is; de verdachte heeft werk en een gezin. Ook is de nodige tijd verstreken sinds zijn aanhouding en is hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking gekomen behoudens een vrijspraak.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van een aanzienlijk aantal stuks professioneel knalvuurwerk. De verdachte beschikte niet over de bijzondere expertise die professionele, speciaal gecertificeerde gebruikers van dergelijk vuurwerk hebben. Niet voor niets gelden er strenge regels met betrekking tot het voorhanden hebben van dit soort knalvuurwerk. Het is algemeen bekend dat het gebruik van dergelijk vuurwerk ernstige risico’s oplevert. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk voorhanden heeft, maar ook voor niets vermoedende omstanders en buurtbewoners. De verdachte heeft zich niets van deze risico’s aangetrokken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat eenieder recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging moet leven.
De redelijke termijn is aangevangen met het eerste politieverhoor van de verdachte op 19 november 2020
en deze termijn is in eerste aanleg geëindigd met het vonnis van 20 april 2022, waarmee de
redelijke termijn van 2 jaren in eerste aanleg niet is overschreden. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte van 3 mei 2022 en is deze termijn geëindigd met dit arrest van 22 april 2025, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren met ruim 11 maanden is overschreden.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden is, doch zal deze taakstraf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, matigen tot de duur van 220 uren subsidiair 110 dagen hechtenis. De oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe de ernst van het feit te benadrukken alsmede de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan andere of soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.

Beslag

Met betrekking tot de onder de verdachte in beslag genomen Apple iPhone is reeds een last tot teruggave gegeven zodat het hof ten aanzien van dit voorwerp ingevolge artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geen beslissing zal nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek
van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet
milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar
feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons en E.C.W. van der Meijden, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2025.
Mr. M.F.J.M. de Werd, mr. T.J. Kelder en E.C.W. van der Meijden zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van 16 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 017-020).
2.Een proces-verbaal van 8 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 010-012).
3.Een proces-verbaal van 6 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 001-7).
4.Een niet ambtsedig proces-verbaal van 18 november 2020, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 028-031).
5.Een niet ambtsedig proces-verbaal van 18 november 2020, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 028-031).
6.Een proces-verbaal van 19 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 060-063).
7.Een proces-verbaal van 6 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 001-7).
8.Een kennisgeving van inbeslagneming van 19 november 2020 (doorgenummerde pagina 044), hetgeen betrekking heeft op goednummer PL1100-2020245359. En: een proces-verbaal van 7 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 108-148, in het bijzonder pagina’s 108-111 en pagina’s 114-120), hetgeen eveneens betrekking heeft op goednummer PL1100-2020245359.
9.Een proces-verbaal van 6 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 001-7).
10.Geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming van 18 november 2020 (doorgenummerde pagina 049).
11.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2025.
12.Een proces-verbaal van 26 april 2022 (inclusief bijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (los in dossier, digitale pagina’s 1-46, in het bijzonder pagina’s 1-7).