ECLI:NL:GHAMS:2025:1105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23-002745-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van waardevolle goederen en contante bedragen door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van witwassen van diverse waardevolle goederen, waaronder horloges van het merk Rolex en een aanzienlijk contant geldbedrag. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van twee Rolex horloges, diverse sieraden met diamanten en een contant geldbedrag van € 31.800,00, alsook een totaalbedrag van € 366.760,00 dat op verschillende bankrekeningen is gestort. Het hof legt een gevangenisstraf op van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens wordt het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor het witwassen van drie horloges van andere merken, omdat de verdachte hiervoor eerder is vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002745-23
datum uitspraak: 22 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-040321-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging vanwege vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit verweer slaagt niet, gelet op hetgeen het hof hierna ten aanzien van het subsidiaire, tot bewijsuitsluiting strekkende, verweer overweegt.
Aan de verdachte is onder meer tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van drie horloges van de merken Franck Muller, Paul Picot en Audemars Piquet. Van het witwassen van deze horloges is de verdachte reeds bij arrest van het hof Den Haag van 28 juni 2021 vrijgesproken (ECLI:NL:GHDHA:2021:1432). Op 13 september 2022 is dit arrest onherroepelijk geworden. Omdat dit arrest betrekking heeft op dezelfde drie horloges als die waarover de onderhavige tenlastelegging zich uitstrekt, kan de verdachte voor het witwassen van deze drie horloges niet opnieuw worden vervolgd. Dit zou in strijd zijn met het
ne bis in idem-beginsel (artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)).
Het openbaar ministerie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte voor zover die vervolging het witwassen van voornoemde drie horloges betreft.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 09 januari 2015 tot en met 07 januari 2019 te Amsterdam, Landsmeer, Badhoevedorp, althans in Nederland, (van) een of meerderen voorwerp(en), te weten
een of meerdere horloge(s) en/of siera(a)d(en), te weten een Franck Muller horloge en/of een Rolex Datejust horloge en/of een Rolex Skydweller horloge en/of een Paul Picot horloge en/of een Audemars Piguet Royal Oak Offshore horloge en/of een wit gouden hanger met kruis en 110 briljant geslepen diamanten en/of een wit gouden ring met een briljant geslepen diamant en/of een wit gouden vossenstaart collier met hanger met een briljant geslepen diamant en/of een paar wit gouden oorstekers met drie briljant geslepen diamanten en/of een wit gouden ring met een briljant geslepen diamant en/of
een of meerdere muziekinstrument(en), te weten een Gibson J-180 Cherry Custom shop gitaar en/of een Gibson ES Les Paul elektrische gitaar en/of
een contant geldbedrag van (ongeveer) 31.800 euro (aangetroffen in de kluis) en/of
een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 366.760 euro, bestaande uit meerdere contante stortingen te weten
- 54.900 euro op de bankrekening van [bedrijf 1] en/of
- 107.400 euro op de bankrekening van [bedrijf 2] en/of
- 4.300 euro op de bankrekening van [bedrijf 3] en/of
- 72.110 euro op de bankrekening van de privérekening van die verdachte en/of
- 29.450 euro op de bankrekening van [naam] en/of
- 98.600 euro op de bankrekening van [bedrijf 4] ,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad
en/of
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Standpunten van partijen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde – met uitzondering van de horloges van de merken Franck Muller, Paul Picot en Audemars Piquet – kan worden bewezen. Hoewel de informatie van de Amerikaanse autoriteiten, met daarin de geografische coördinaten in combinatie met de antecedenten van de verdachte, onvoldoende was voor een verdenking in de zin van de Opiumwet, dient aan dit vormverzuim niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting te worden verbonden. De enkele constatering dat een vormverzuim is begaan, volstaat. De in de bedrijfsruimte en de woning aangetroffen voorwerpen kunnen derhalve voor het bewijs van het tenlastegelegde worden gebezigd. Nu de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven over de herkomst van de voorwerpen kan het tenlastegelegde witwassen worden bewezen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vormverzuimen in de zin van artikel
359a Sv. Het eerste vormverzuim is dat de doorzoeking van de bedrijfsruimte van de verdachte aan de [adres 3] onrechtmatig is, omdat geen sprake was van een verdenking. De coördinaten van het baken peilden niet uit op het adres aan de [adres 3] (alwaar de bedrijven van de verdachte gevestigd zijn en de eerste doorzoeking heeft plaatsgevonden), maar op het concrete adres “
zijnde de [adres 2]”. Het is daarom niet goed te begrijpen waarom de politie op dát adres geen verder onderzoek heeft verricht en dus ook geen doorzoeking is gestart. Verder kwam van de IMSI-catcher het sterkste signaal ter hoogte van perceel [adres 3] in de richting van een “
geparkeerde bestelbus” die tegen het perceel aanstond. Ook hiernaar heeft de politie ten onrechte geen verder onderzoek verricht. De politie en het openbaar ministerie wilden koste wat kost bij de bedrijfslocatie van de verdachte aan de [adres 3] naar binnen “
omdat hij antecedenten heeft en verder niets” ondanks de sterke signalen en scenario’s dat de drugs eerder ergens anders zouden liggen dan bij de verdachte. Het tweede vormverzuim is dat – in het verlengde van de onrechtmatige doorzoeking van de bedrijfsruimte – geen, althans onvoldoende, (rechtmatige) reden bestond tot doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres 4] . Het derde vormverzuim is dat sprake is van een schending van de verbaliseringsplicht omdat de inzet van de IMSI-catcher op 27 december 2018 niet ten spoedigste is geverbaliseerd. Hieromtrent is eerst op 16 juni 2020 een proces-verbaal opgemaakt.
Gelet op de ernst van de verzuimen en het nadeel dat de verdachte daardoor heeft ondervonden, dient hieraan – voor zover het openbaar ministerie al ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, hetgeen volgens het primaire standpunt van de verdediging niet het geval is – (subsidiair) het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting te worden verbonden, met als gevolg dat de verdachte, wegens onvoldoende ander bewijs, moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Bewijsoverweging

Om vast te stellen of sprake is van (een) vormverzuim(en) als bedoeld in artikel 359a Sv, zal het hof eerst de feitelijke gang van zaken, die het uit het dossier afleidt, weergeven.
Feiten en omstandigheden
Op 27 december 2018 heeft een in Nederland gestationeerde
liaison officervan de Verenigde Staten van
Amerika aan het tactisch team van de politie Amsterdam mondeling de volgende informatie verstrekt:

Information indicates that there is a shipping container contaminated with cocaine at the following
latitude/longitude coordinates in the Netherlands: [nummer 1] , [nummer 2]”. De opsporingsautoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika hadden hem/haar meegedeeld dat deze informatie op rechtmatige wijze is verkregen en door de Nederlandse opsporingsdiensten in een strafrechtelijk onderzoek gebruikt mocht worden. Deze informatie is nadien schriftelijk aan het onderzoeksteam bevestigd, op
28 december 2018.
In verband met de noodzaak direct in te grijpen werd voorts mondeling de volgende informatie aan het onderzoeksteam verstrekt: “
As part of an ongoing investigation, another DEA office provided information regarding an GPS tracking device installed into a kilogram of cocaine. On 24/12/2018, this device alerted at the following latitude/longitude coordinates in Amsterdam , NL [nummer 1] , [nummer 2] . Prior to this alert, the tracker alerted in The Hague, NL on 22/12/2018. DEA is unaware of the amount of drugs involved (estimated between 50-200 kilos) or the transport company involved”.
Ook deze informatie is nadien schriftelijk aan het onderzoeksteam bevestigd, op 3 januari 2019.
Blijkens de op 27 december 2018 verstrekte informatie peilde een container waarin zich cocaïne met een
tracking devicebevond uit op de coördinaten [nummer 1] , [nummer 2] .
Onderzoek door de politie wees uit dat voornoemde coördinaten horen bij een locatie in [locatie 1] , zijnde de [adres 2] te Amsterdam . Dit adres maakt onderdeel uit van een afgesloten bedrijventerrein op de [terrein] , adresnummers [nummers] , alwaar meerdere bedrijven gevestigd zijn. Deze adressen zijn daarom alle nader door de politie onderzocht in relatie tot verdovende middelen, cocaïne en containers.
Bij het nadere onderzoek door de politie bleek alléén het adres [adres 3] in de politiesystemen voor te komen in relatie tot de handel in verdovende middelen en zeecontainers. Op dit adres bleek een viertal vennootschappen gevestigd, waaronder [bedrijf 1] , waarvan de verdachte enig bestuurder is. [bedrijf 1] is op haar beurt enig aandeelhouder/bestuurder van de drie andere vennootschappen (waaronder ‘ [bedrijf] ’) die op hetzelfde adres gevestigd zijn. De verdachte bleek als betrokkene en verdachte voor te komen in meerdere Nederlandse - en buitenlandse opsporingsonderzoeken, gericht op de handel in harddrugs (heroïne en cocaïne), ondergronds bankieren en een liquidatie. De verdachte kwam onder andere voor in een onderzoek van de afdeling Drugs, Gerechtelijke Politie te Antwerpen (België). In 2006 verrichtte dit team een onderzoek naar de invoer van een hoeveelheid van ongeveer 232 kilogram cocaïne die middels een zeecontainer vervoerd werd vanuit Ecuador naar Antwerpen en was bestemd voor [bedrijf 5] te Amsterdam . De verdachte was destijds zaakvoerder van genoemd bedrijf en heeft gesignaleerd gestaan ter opsporing ten behoeve van uitlevering en/of overlevering aan België. Verder volgde uit het nadere onderzoek door de politie dat door de afdeling financieel-economische criminaliteit in 2015 onderzoek was verricht naar een mogelijke stashlocatie voor ondergronds bankieren, in welk onderzoek een doorzoeking had plaatsgevonden op de [adres 3] . Hierbij werden diverse PGP telefoons aangetroffen en in beslag genomen.
Op 27 december 2018 heeft in de bedrijfsruimte aan de [adres 3] een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. In deze bedrijfsruimte werden in een kluis twee horloges van het merk Rolex, diverse kostbare sieraden met diamanten en een contant geldbedrag van € 31.800,00 aangetroffen. Vervolgens is op 7 januari 2019 ook binnengetreden in de woning van de verdachte aan de [adres 4] voor een doorzoeking ter inbeslagneming. In die woning is een sieraad met diamanten en diverse administratie aangetroffen en inbeslaggenomen. De verdachte heeft verklaard dat alle aangetroffen horloges, juwelen en geld eigendom zijn van hem en zijn vrouw.
Uit onderzoek naar de gevorderde bankrekeningen en de gevorderde en bij de verdachte aangetroffen administratie is gebleken dat een groot aantal contante stortingen, met een totaalbedrag van € 366.760,00, is gedaan op een zestal bankrekeningen van de bedrijven en privérekeningen van de verdachte.
Beoordeling van het hof
Het hof zal, gelet op de door de raadsman gevoerde verweren, achtereenvolgens ingaan op de (on)rechtmatigheid van de doorzoeking van de bedrijfsruimte van de verdachte, de doorzoeking van de woning van de verdachte en het tijdstip waarop de inzet van de IMSI-catcher is geverbaliseerd.
Doorzoeking van de bedrijfsruimte aan de [adres 3]
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Opiumwet (Opw) hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang tot de plaatsen waar een overtreding van deze wet wordt gepleegd of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
De vraag is of de opsporingsambtenaren op 27 december 2018 redelijkerwijze konden vermoeden dat op het adres [adres 3] een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend.
Op basis van informatie afkomstig uit de Verenigde Staten heeft de politie vastgesteld dat zich een (mogelijk grote) hoeveelheid cocaïne in een container bevond op een adres dat onderdeel uitmaakte van het afgesloten bedrijventerrein op de [terrein] [nummers] te Amsterdam , waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn. Uit nader onderzoek naar alle adressen op dat bedrijventerrein in relatie tot verdovende middelen, cocaïne en containers, bleek alleen het adres [adres 3] , waar de bedrijven van de verdachte gevestigd zijn, in de politiesystemen voor te komen in verband met de handel in verdovende middelen (waaronder specifiek cocaïne vervoerd in containers).
Het hof overweegt dat de specifieke informatie van de Amerikaanse autoriteiten met daarin de geografische coördinaten én meerdere (concrete en op onderdelen relevante) mutaties in de politiesystemen met betrekking tot de verdachte en het adres [adres 3] , op zichzelf beschouwd voldoende waren voor een verdenking in de zin van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, Opw. Dit staat los van de resultaten van de hierna nog te bespreken inzet van de IMSI-catcher.
Het verweer van de raadsman dat de coördinaten uitpeilden op het adres [adres 2] te Amsterdam en dat de politie daarom eerst het daarbij behorende pand had moeten onderzoeken, wordt verworpen. Het adres [adres 2] maakt onderdeel uit van een afgesloten bedrijventerrein met meerdere adressen ( [nummers] ). Het geografisch coördinatensysteem kan niet één op één naast kadastrale gegevens worden gelegd. Zoals het openbaar ministerie bij appelschriftuur naar voren heeft gebracht – en door de verdediging is erkend – levert het invoeren van de door de Amerikaanse autoriteiten doorgegeven coördinaten niet alleen nummer [adres 2] op, maar óók andere nummers binnen hetzelfde afgesloten bedrijventerrein aan de [terrein] te Amsterdam. Om het juiste pand te lokaliseren moest de politie nader onderzoek verrichten in de politiesystemen naar aanvullende relevante informatie ten aanzien van (de gebruikers van) de panden. Het hof merkt in dit verband nog op dat de loodsen behorend bij de adresnummers [nummers] niet alleen liggen op hetzelfde afgesloten bedrijventerrein, maar tevens in één pand zijn gevestigd, met daarin naast elkaar, muur aan muur, loodsen die met voornoemde adresnummers zijn aangeduid.
Het verweer van de raadsman dat de verdachte “
antecedenten heeft en verder niets” doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de concrete, specifieke en relevante informatie die uit de politiesystemen naar voren kwam. De politie was op zoek naar cocaïne die per zeecontainer was vervoerd en (alleen) de verdachte bleek eerder als verdachte betrokken te zijn geweest bij eenzelfde soort zaak. De stelling van de raadsman dat er “
sterke signalen[en]
scenario’s” waren dat de drugs ergens anders zouden liggen dan bij de verdachte, onderschrijft het hof evenmin. Bij andere gebruikers van het bedrijventerrein waren daarvoor immers geen indicaties gevonden.
Gelet op het voorgaande waren de opsporingsambtenaren bevoegd de bedrijfsruimte aan de [adres 3] te betreden. Nu in ieder geval sprake was van een voldoende verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv – het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne ingevolgde artikel 2 onder C, Opw – was de hulpofficier, met de machtiging van de officier van justitie op grond van artikel 96c, tweede lid, Sv, tevens bevoegd deze plaats ter inbeslagneming te doorzoeken.
Nu de doorzoeking van de bedrijfsruimte van de verdachte heeft plaatsgevonden overeenkomstig de hiervoor geldende wettelijke bepalingen, is geen sprake van een vormverzuim ex artikel 359a Sv.
Doorzoeking van de woning aan de [adres 4]
Op grond van artikel 110, eerste lid, Sv kan de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie en onder omstandigheden ambtshalve, ter inbeslagneming elke plaats doorzoeken. De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of omschrijving van de verdachte alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld. Het doorzoeken van plaatsen geschiedt onder leiding van de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de (hulp)officier van justitie.
Op 4 januari 2019 heeft de officier van justitie, met toepassing van artikel 110 Sv, gevorderd dat de
rechter-commissaris de woning van de verdachte aan de [adres 4] doorzoekt. In de vordering staat vermeld dat de verdenking betrekking heeft op het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (artikel 2 onder C, Opw) en op het witwassen van de voorwerpen (horloges, sieraden en een groot contant geldbedrag) die waren aangetroffen in een kluis tijdens de doorzoeking van de bedrijfsruimte op de [adres 3] . De rechter-commissaris heeft de vordering doorzoeking bij beschikking van diezelfde dag toegewezen. Op 7 januari 2019 heeft onder leiding van de rechter-commissaris de doorzoeking plaatsgevonden.
Nu de doorzoeking van de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden overeenkomstig de hiervoor geldende wettelijke bepaling, op een moment waarop sprake was van een voldoende verdenking, is enig vormverzuim ex artikel 359a Sv niet aan de orde.
Verbaliseringsplicht inzet IMSI-catcher
Op grond van artikel 152, eerste lid, Sv maken ambtenaren, met de opsporing van strafbare feiten belast, ten spoedigste proces-verbaal op van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Bij de vraag of een proces-verbaal “ten spoedigste” is opgemaakt, speelt de omvang en complexiteit van de zaak een rol. Het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk dient te worden gestreefd naar een snelle afronding van het volledige proces-verbaal.
Op 27 december 2018 is door verbalisanten – naar aanleiding van de informatie van de Amerikaanse autoriteiten met daarin de geografische coördinaten waar de cocaïne zich zou bevinden – gebruik gemaakt van een IMSI-catcher, teneinde de locatie waar de cocaïne lag zo nauwkeurig mogelijk te lokaliseren. In het proces-verbaal van verdenking van 3 januari 2019 wordt hiervan door verbalisant
T-405 geen melding gemaakt. Op 19 september 2019 is verbalisant T-405 door de rechter-commissaris gehoord in het bijzijn van de raadsman van de verdachte. De twee verbalisanten die betrokken waren bij de inzet van de IMSI-catcher, G-121 en G-134 , hebben over deze inzet op 16 juni 2020 een proces-verbaal opgemaakt en zijn hierover op 5 maart 2021 eveneens gehoord door de rechter-commissaris in het bijzijn van de raadsman van de verdachte. Verbalisanten G-121 en G-134 hebben daarbij verklaard dat het sterkste signaal kwam ter hoogte van ( [terrein] ) nummer [adres 3].
Uit de voorgaande beschreven gang van zaken volgt dat bijna anderhalf jaar na de inzet van de IMSI-catcher hierover door verbalisanten een proces-verbaal is opgemaakt.
Nu de inzet van de IMSI-catcher naar het oordeel van het hof niet ten spoedigste is geverbaliseerd, is sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Dit is evenwel geen
onherstelbaarvormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv omdat het door de nadien verrichte handeling – het opmaken van het proces-verbaal van 16 juni 2020 – naar het oordeel van het hof voldoende is hersteld.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat, zoals hiervoor vermeld, de resultaten van de inzet van de IMSI-catcher niet hebben bijgedragen aan het antwoord op de vraag of sprake was van een voldoende ‘verdenking’, zoals vereist voor het rechtmatig toegang krijgen tot en doorzoeken van de bedrijfsruimte aan de [adres 3] .
Conclusie ten aanzien van de gestelde vormverzuimen
Het hof is aldus van oordeel dat geen sprake is van enig (onherstelbaar) vormverzuim in het voorbereidend onderzoek zoals bedoeld in artikel 359a Sv. Het subsidiaire verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting wordt derhalve verworpen.
Het hof merkt nog op dat ook indien wel sprake zou zijn geweest van een of meer van de door de verdediging gestelde vormverzuimen zoals bedoeld in artikel 359a Sv dit, gelet op hetgeen hieromtrent door de verdediging is aangevoerd en gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf, in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof niet zou leiden tot de door de verdediging bepleite rechtsgevolgen niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel bewijsuitsluiting.
Conclusie ten aanzien van het bewijs
Nu geen sprake is van (tot bewijsuitsluiting strekkende) vormverzuimen, zal het hof de resultaten van de doorzoekingen bij het bewijs betrekken. Bewezen kan worden dat de verdachte in de periode van
9 januari 2015 tot en met 7 januari 2019 de twee horloges van het merk Rolex, diverse sieraden met diamanten en een contant geldbedrag van € 31.800,00 voorhanden heeft gehad, alsmede dat hij een contant geldbedrag van in totaal € 366.760,00 heeft omgezet naar giraal geld door het te storten op een zestal bankrekeningen van zijn bedrijven en privérekeningen, zodat hij het (gestorte) geld eveneens voorhanden heeft gehad.
Er is geen direct bewijs dat deze voorwerpen en geldbedragen afkomstig zijn uit een concreet gronddelict. Gelet op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, is echter het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen en de geldbedragen genoemd in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen en geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn. De verdachte heeft zich wat betreft de herkomst van deze voorwerpen en geldbedragen steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Het door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft dan ook geen aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de tenlastegelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in de periode van 9 januari 2015 tot en met 7 januari 2019 in Nederland, voorwerpen, te weten
horloges en sieraden, te weten een Rolex Datejust horloge en een Rolex Skydweller horloge en een wit gouden hanger met kruis en 110 briljant geslepen diamanten en een wit gouden ring met een briljant geslepen diamant en een wit gouden vossenstaart collier met hanger met een briljant geslepen diamant en een paar wit gouden oorstekers met drie briljant geslepen diamanten en een wit gouden ring met een briljant geslepen diamant
en
een contant geldbedrag van 31.800 euro (aangetroffen in de kluis) en
een contant geldbedrag van in totaal 366.760 euro, bestaande uit meerdere contante stortingen te weten
- 54.900 euro op de bankrekening van [bedrijf 1] en
- 107.400 euro op de bankrekening van [bedrijf 2] en
- 4.300 euro op de bankrekening van [bedrijf 3] en
- 72.110 euro op de privérekening van die verdachte en
- 29.450 euro op de bankrekening van [naam] en
- 98.600 euro op de bankrekening van [bedrijf 4] ,
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet,
terwijl hij wist dat die voorwerpen en geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen ten aanzien van twee Rolex horloges, diverse kostbare sieraden met diamanten, een fors contant geldbedrag en meerdere hoge contante geldstortingen op diverse bankrekeningen. Witwassen is een zeer ernstig en schadelijk misdrijf, enerzijds omdat het de integriteit van de (internationale) legale economie en het financieel verkeer in aanzienlijke mate aantast en anderzijds omdat het veelal het sluitstuk vormt van andersoortige criminaliteit. Door de opbrengsten van misdrijven te gebruiken in de legale economie worden die misdrijven bovendien aan het zicht van justitie onttrokken. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk. Mede gelet op de hoogte van het bedrag dat is gemoeid met het witwassen en de omstandigheid dat de verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat geen andere straf passend en geboden is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Beslag

Daarnaast zal het hof een bijkomende straf opleggen. Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Wat betreft de voorwerpen op de beslaglijst die reeds aan de verdachte zijn teruggegeven, zal het hof geen beslissing nemen.
De overige voorwerpen op de beslaglijst zullen aan de verdachte worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 63 en 420ter Sr.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover dit betreft het witwassen van de drie horloges van de merken Franck Muller, Paul Picot en Audemars Piquet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1800 EUR ibg 03-01-2019 (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687698)
  • 1400 EUR ibg 03-01-2019 (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687719)
  • 500 EUR IBG 03-01-2019 (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687714)
  • 28100 EUR IBG 03-01-2019 (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687722)
  • 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687713, zilver, merk: Rolex)
  • 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687723, bo colour, merk: Rolex)
  • 1 STK Halsketting (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687726, zilver (witgoud))
  • 1 STK Halsketting (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5689425, zwart)
  • 2 STK Oorbel (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687724, zilver, merk: Michael Krs )
  • 1 STK Ring (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687715, ziver)
  • 1 STK Ring (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687728, zilver (wit goud)).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Horloge 13-040321-22/150576982-BL2101 (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687704).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 DS Doos (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687731, audemars piguet)
  • 1 STK Gitaar (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5738194)
  • 1 STK Gitaar (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5738196, gibson)
  • 1 STK Gitaar (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5738197, gibson)
  • 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5687729, zwart, merk: RADO)
  • 1 STK Kluis (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5684818, wit)
  • 1 STK Kluis (Omschrijving: PL1300-2018263366-G5684819).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2025.
Mr. M.F.J.M. de Werd en mr. T.J. Kelder zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]