ECLI:NL:GHAMS:2025:1116

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
200.342.298/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notarissen en notaris inzake verdeling voormalige echtelijke woning en schending van geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen twee kandidaat-notarissen en een notaris met betrekking tot de verdeling van de voormalige echtelijke woning na zijn echtscheiding. Klager had de notarissen opdracht gegeven om een akte van verdeling op te stellen en te passeren. De klacht richtte zich onder andere op de schending van de geheimhoudingsplicht door kandidaat-notaris [geïntimeerde 1], die informatie over klager had gedeeld met de advocate van zijn ex-echtgenote. Daarnaast werd er geklaagd over het passeren van de akten zonder de aanwezigheid van de gemachtigde van de ex-echtgenote en het vermelden van een onjuist tijdstip van passeren in de akte door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2]. De kamer voor het notariaat in Den Haag heeft de klacht deels gegrond verklaard ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] en een waarschuwing opgelegd. De klacht tegen kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] en de notaris werd ongegrond verklaard. Klager ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de beslissing van de kamer, waarbij het de klacht tegen kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] deels gegrond en deels ongegrond verklaarde, en de klacht tegen de andere partijen ongegrond verklaarde. Het hof legde kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] de maatregel van waarschuwing op en veroordeelde haar tot betaling van griffierecht aan klager.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.342.298/01 NOT
nummers eerste aanleg : 23-40, 23-41 en 23-42
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 mei 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] ,
appellant,
gemachtigde: [naam 1] ,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

kandidaat-notaris te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] ,
2.
[geïntimeerde 2],
kandidaat-notaris te [plaats 1] ,
3.
[geïntimeerde 3],
notaris te [plaats 1] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. S.F. Knijnenburg, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klager en de notarissen (respectievelijk kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] , kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] dan wel de notaris) genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager heeft het kantoor van de notarissen opdracht gegeven een akte van verdeling van de voormalige echtelijke woning tussen hem en zijn ex-echtgenote te passeren. Kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] was de behandelaar van het dossier. De akte van verdeling en de bijbehorende hypotheekakte zijn door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] gepasseerd, als waarnemer van de notaris. In deze tuchtprocedure maakt klager de notarissen diverse verwijten, zoals schending van de geheimhoudingsplicht, het later – na vertrek van klager – ondertekenen van de notariële akten door de gevolmachtigde kantoormedewerkster en het vermelden van een onjuist tijdstip van passeren in de akte.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 10 juni 2024 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 15 mei 2024 (ECLI:NL:TNORDHA:2024:7).
2.2.
De notarissen hebben op 23 september 2024 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Klager heeft op 11 november 2024 aanvullende producties bij het hof ingediend. De bijbehorende toelichting is door het hof geweigerd, omdat repliek volgens het procesreglement niet is toegestaan.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2025. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notarissen, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen. Zowel klager als de gemachtigde van de notarissen hebben het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Op 24 februari 2023 heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] aan klager op zijn verzoek een offerte verstrekt voor het opstellen en passeren van een akte van verdeling met betrekking tot de voormalige echtelijke woning te [plaats 1] . Klager was gehuwd met [naam 2] (hierna: de ex-echtgenote). Zij waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
3.2.
Na een verzoek daartoe heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] op 3 maart 2023 de offerte per e-mail gestuurd aan de advocate van de ex-echtgenote ( [naam 3] ), met de advocate van klager in de cc.
3.3.
Op 21 maart 2023 heeft klager kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] per e-mail bericht dat de overdracht tot nader order moest worden uitgesteld.
3.4.
Op 8 augustus 2023 is het huwelijk door echtscheiding ontbonden.
3.5.
Op 25 augustus 2023 heeft klager kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] per e-mail verzocht het dossier weer op te starten.
3.6.
Op 22 september 2023 zijn de akte van verdeling (met als bijlage de onderhandse akte van ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid van de ex-echtgenote terzake de hypotheekschuld) en de akte van hypotheek voor klager (met als bijlage de hypotheekofferte) door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] , als waarnemer van de notaris, gepasseerd. Klager was hierbij aanwezig. De ex-echtgenote had een volmacht afgegeven aan een medewerker van het notariskantoor om de akten namens haar te ondertekenen.

4.De klacht

4.1.
Kandidaat-notaris [geïntimeerde 1]
Klager verwijt kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie van hem te delen met [naam 3] , de advocate van de exechtgenote. Kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] heeft namelijk in de eerste fase (tot en met 10 maart 2023) de door haar aan klager gezonden offerte ook aan [naam 3] gestuurd. In de tweede fase (vanaf 25 augustus 2023) was [naam 3] niet (meer) de gemachtigde van de ex-echtgenote. Toch heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] de conceptakte van verdeling toen ook aan [naam 3] gezonden. In het concept was ook het appartement van klager te [plaats 4] opgenomen, terwijl dit geen onderdeel van de opdracht was. Daarmee heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] ook haar geheimhoudingsplicht geschonden. Ook was zij zonder opgaaf van reden afwezig bij het passeren van de akten, terwijl zij de dossierbehandelaar was.
4.2.
Kandidaat-notaris [geïntimeerde 2]
De afspraak voor het passeren van de akten vond plaats op 22 september 2023 omstreeks 16:00 uur. Het heeft minder dan tien minuten geduurd. Er zijn drie akten gepasseerd, te weten eerst een akte van ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid, toen een akte van hypotheek en daarna een akte van verdeling. Kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] heeft de akten niet doorgenomen, maar alleen de minimale inhoud vermeld. Verder was de gemachtigde persoon niet bij het passeren aanwezig en dit gegeven en de reden daarvan zijn door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] niet benoemd. Alle akten zijn door klager getekend. De twee hypothecaire akten zijn niet in aanwezigheid van klager door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] ondertekend en van een tijdstip voorzien. Ze zijn ingeschreven met het tijdstip van 16:07 uur op de digitale akte. De kandidaat-notaris weigerde eerst om de akte van verdeling te paraferen en het juiste tijdstip van passeren te vermelden. Uiteindelijk heeft zij dit alsnog gedaan maar een onjuist tijdstip vermeld (namelijk 15:50 uur in plaats van 16:07 uur). Zij heeft bewust bekwaam in strijd gehandeld met artikel 43 van de Wet op het notarisambt (Wna).
4.3.
De notaris
Tot slot verwijt klager de notaris het volgende. Klager heeft de notaris gewezen op de fouten en wetsovertredingen van beide kandidaat-notarissen. Zij en kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] beweren dat de akte van verdeling is getekend om 15:50 uur. Dat is niet mogelijk, omdat klager en kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] toen niet in dezelfde ruimte aanwezig waren. Ook wordt er een andere volgorde van passeren van de drie akten aangehouden (eerst akte van verdeling om 15:50 uur, dan hypotheekakten om 16:07 uur).
4.4.
Op 3 oktober 2023 zou er een overleg plaatsvinden tussen klager en de notaris en kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] . Dit duurde echter minder dan vijf minuten. De notaris stond niet toe dat klager het gesprek opnam. De notaris en kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] zorgden voor een onveilige situatie waarin klager zich bedreigd heeft gevoeld.
4.5.
Er is daarna per e-mail contact geweest tussen klager en de notaris. De notaris heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt, maar stelt zich op cruciale punten solidair op met de kandidaat-notarissen. Zij weigert uitleg te geven over de werkelijkheid.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] en de notaris heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard. Voor het gegronde deel van de klacht heeft de kamer aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] de maatregel van waarschuwing opgelegd. Voorts heeft de kamer kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] veroordeeld tot betaling aan klager van € 50,- aan griffierecht en € 50,- aan kosten klager. De kamer heeft afgezien van het opleggen van een kostenveroordeling in verband met de behandeling van de zaak, omdat het een kandidaat-notaris in loondienst betreft, zij zich tijdens de zitting schuldbewust heeft getoond en er geen sprake is van ernstig laakbaar handelen.
Uitbreiding klacht in hoger beroep
5.2.
Voor zover klager in hoger beroep zijn klacht heeft willen uitbreiden door te stellen dat de notarissen tijdens de zitting bij de kamer in strijd met de waarheid hebben verklaard (en daarmee in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben gehandeld), geldt op grond van artikel 107 lid 4 Wna dat het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Dit betekent dat alleen de klachtonderdelen die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest, worden beoordeeld. De in hoger beroep geformuleerde uitbreiding op de klacht zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kandidaat-notaris [geïntimeerde 1]
5.3.
De kamer heeft de klacht tegen kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] ongegrond verklaard en heeft daarbij het volgende overwogen:
  • de aan [naam 3] gezonden offerte betrof een prijsopgaaf met wat algemene vragen. In deze offerte stonden geen persoonlijke gegevens van klager en geen door klager aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] toevertrouwde informatie. Deze informatie in de offerte valt dus niet onder de geheimhoudingsplicht;
  • kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] heeft in september 2023 de conceptakte met daarin vermeld het appartement te Amsterdam niet rechtstreeks aan [naam 3] gestuurd, maar alleen aan klager en de ex-echtgenote. Klager heeft de stelling van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] dat de conceptakte via de ex-echtgenote bij [naam 3] terecht is gekomen, niet weersproken. Ook hiermee heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] haar geheimhoudingsplicht dus niet geschonden;
  • dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] als behandelaar van het dossier niet aanwezig was bij het passeren van de akten, is in de notarispraktijk niet ongebruikelijk en klager had op basis van eerder verzonden concepten ervan op de hoogte kunnen zijn dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] niet de passerend notaris zou zijn.
5.4.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. Anders dan klager opnieuw stelt in hoger beroep, is het hof niet gebleken dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] in het dossier van klager heeft gehandeld in opdracht van [naam 3] of dat zij in relatie tot [naam 3] haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Aan het verzoek van klager tot volledige inzage in het emailverkeer van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] met de ex-echtgenote en/of [naam 3] betreffende de overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt voorbijgegaan omdat daartoe geen aanleiding bestaat, nog daargelaten dat de geheimhoudingsplicht van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] een dergelijke inzage verhindert. Gezien het vorenstaande is het hof, net als de kamer, van oordeel dat de klacht ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] ongegrond is.
Kandidaat-notaris [geïntimeerde 2]
5.5.
Ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] heeft de kamer een deel van de klacht ongegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:
  • niet is komen vast te staan of kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] aan klager heeft meegedeeld dat en waarom de gemachtigde van de ex-echtgenote niet bij het passeren aanwezig kon zijn. Ook als dat niet gebeurd zou zijn, is dit niet klachtwaardig;
  • op de hypotheekakte stond een tijdstip vermeld van 16:07 uur, zodat de kamer ervan uit is gegaan dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] de akte van verdeling daarvoor heeft gepasseerd, omdat de bespreking omstreeks 16:00 uur begon, de totale duur van de bespreking maximaal tien minuten in beslag heeft genomen en alleen de zakelijke inhoud van de akten met klager was doorgenomen;
  • bovendien was de volgorde van passeren niet klachtwaardig, aangezien het om het moment van inschrijving van de akten in de openbare registers gaat.
5.6.
De kamer heeft voor het overige de klacht ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] gegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:
  • kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] heeft in strijd gehandeld met artikel 43 lid 4 Wna, in welk artikel staat dat een akte door ieder der verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing wordt ondertekend en dat daarna de notaris de akte tekent;
  • voorts heeft zij in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 40 lid 3 Wna, op grond waarvan een notaris in een akte – indien daartoe de verplichting bestaat – het tijdstip van passeren opneemt voordat hij de akte ondertekent;
  • ter zitting bij de kamer heeft kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] verklaard dat zij, zonder aanwezigheid van de gemachtigde van de ex-echtgenote, na klager de akte van verdeling heeft ondertekend. Pas nadat klager was vertrokken, heeft de gemachtigde de akte van verdeling getekend en is door deze gemachtigde het (bovendien onjuiste) tijdstip van passeren, namelijk 15:50 uur, in de akte gezet.
5.7.
Het hof stelt allereerst vast dat in de klacht wordt gesproken over het passeren van twee hypothecaire akten, maar dit is feitelijk onjuist. Er was sprake van één notariële hypotheekakte (met de hypotheekofferte) en een notariële akte van verdeling (met de onderhandse akte van ontslag). In de klacht ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] gaat het alleen om de notarieel verleden akten: de akte van verdeling en de hypotheekakte.
Zowel ten aanzien van het ongegronde deel van de klacht als het gegronde deel van de klacht sluit het hof zich aan bij de overwegingen van de kamer en maakt die tot de zijne. In zijn beroepschrift heeft klager aangevoerd dat de volgorde van het passeren van de akten anders is geweest dan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] stelt en dat de handtekeningen op de akten niet juist zijn. Met de kamer gaat het hof ervan uit dat de akte van verdeling als eerste is gepasseerd. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] over de juistheid van de handtekeningen onder deze akten. Ten slotte stelt het hof vast dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] in hoger beroep nog steeds erkent dat de wijze van ondertekening van de akten op 22 september 2023 niet is gegaan zoals de wet voorschrijft, al heeft zij dit niet bewust gedaan met de bedoeling om klager te benadelen. Met inachtneming van het voorgaande komt het hof, net als de kamer, tot het oordeel dat de klacht ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] deels ongegrond en deels gegrond is, zoals onder 5.6 omschreven.
De notaris
5.8.
De kamer heeft de klacht tegen de notaris ongegrond verklaard en heeft daarbij het volgende overwogen:
  • voorafgaand aan het passeren van de akten heeft de notaris klager er meerdere malen op gewezen dat indien hij niet tevreden was het hem vrijstond over te stappen naar een ander notariskantoor, maar dat heeft klager niet gedaan;
  • de notaris heeft in diverse e-mailberichten uitgebreid getracht klager de gang van zaken voor en tijdens het passeren van de akten toe te lichten en zijn vragen te beantwoorden;
  • ook heeft zij op zeer korte termijn een bespreking geregeld, die uiteindelijk zonder resultaat bleef;
  • dat de notaris zich solidair heeft opgesteld met beide kandidaat-notarissen is niet klachtwaardig.
5.9.
Ook ten aanzien van de notaris sluit het hof zich aan bij de overwegingen van de kamer en maakt die tot de zijne. Het beroepschrift van klager, het verweerschrift van de notaris en de verdere behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding om ten aanzien van de notaris tot een andere beoordeling te komen dan de kamer. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de notaris is ook het hof niet gebleken. Het hof is daarom, net als de kamer, van oordeel dat de klacht tegen de notaris ongegrond is.
Maatregel kandidaat-notaris [geïntimeerde 2]
5.10.
De kamer heeft aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] de maatregel van waarschuwing opgelegd en heeft daarbij het volgende overwogen:
  • door het tuchtrechtelijk laakbaar handelen en nalaten van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] is het vertrouwen in het notariaat geschonden en heeft zij de eer en het aanzien van het notariaat geschaad;
  • door haar ruime ervaring als kandidaat-notaris had zij moeten weten wat de gevolgen van haar handelen konden zijn;
  • het handelen heeft door een samenloop van omstandigheden plaatsgevonden;
  • niet is gebleken dat dit vaker gebeurd is en evenmin is gebleken dat kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] bewust bekwaam frauduleus zou hebben gehandeld;
  • aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] is nooit eerder een maatregel opgelegd.
Het hof ziet, net als de kamer, aanleiding tot het opleggen van de maatregel van waarschuwing aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] . Op basis van hetgeen zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, neemt het hof aan dat het een eenmalige uitglijder is van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] . Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] nog gewezen op een beslissing van dit hof van 16 december 1993 (met rekestnummer 22/93-NOT) waarin voor gelijksoortig handelen is afgezien van het opleggen van een maatregel. Het hof acht de door kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] gemaakte fout echter dermate ernstig dat het opleggen van de maatregel van waarschuwing gerechtvaardigd is.
Geen kostenveroordeling in hoger beroep
5.11.
Omdat het hof de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] het door klager betaalde griffierecht in hoger beroep van € 50,- aan hem te vergoeden. Zij dient het griffierecht in hoger beroep binnen vier weken na deze uitspraak aan klager te voldoen. Klager geeft hiervoor een rekeningnummer op aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] .
5.12.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden. Het hof hanteert bij de toepassing van de richtlijn de ‘
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klager leidt tot oplegging van dezelfde maatregel aan kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] , ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken kostenveroordeling blijft in stand.
Conclusie
5.13.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, net als de kamer, van oordeel is dat de klacht ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] deels gegrond en deels ongegrond is en ten aanzien van kandidaat-notaris [geïntimeerde 1] en de notaris volledig ongegrond. Voor het gegronde deel van de klacht is het hof van oordeel dat de door de kamer opgelegde maatregel van waarschuwing passend en geboden is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart de in hoger beroep geformuleerde uitbreiding van de klacht niet-ontvankelijk;
- bevestigt de bestreden beslissing;
- veroordeelt kandidaat-notaris [geïntimeerde 2] tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht in hoger beroep van € 50,- binnen vier weken na opgave van het rekeningnummer door klager.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, O.J. van Leeuwen en Th.W. van Grafhorst en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025 door de rolraadsheer.