Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen, de man en de vrouw, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De rechtbank had eerder op 20 juli 2023 de echtscheiding uitgesproken en beslissingen genomen over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, het huurrecht van de echtelijke woning en de kinderalimentatie. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap, specifiek over een woning in Marokko. De rechtbank had bepaald dat deze woning aan een derde verkocht moest worden en dat de netto-opbrengst gedeeld moest worden. De man wil echter de woning toebedeeld krijgen, terwijl hij stelt dat er geen overwaarde is door een lening bij zijn broer. De vrouw heeft verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij een verklaring voor recht vraagt dat zij economisch eigenaar is van de woning en dat er een pandrecht op de vordering van de man op zijn broer moet worden gevestigd. Het hof heeft geoordeeld dat de verzoeken van de vrouw niet als nevenverzoeken kunnen worden gekwalificeerd en heeft beide partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken over de woning. De bestreden beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.