ECLI:NL:GHAMS:2025:1164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
23-000291-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake cocaïnehandel en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië, werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben en vervoeren van 68 kilogram en 500 kilogram cocaïne, alsook van witwassen van € 7.350,00. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, maar het hof heeft de zaak herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2021 betrokken was bij een georganiseerde transportoperatie van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. De verdachte werd vrijgesproken van het bezit van een vuurwapen, maar het hof oordeelde dat hij wel degelijk betrokken was bij de cocaïnehandel en het witwassen. De verdachte ontkende kennis te hebben van de cocaïne, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden en het bewijs. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf vastgesteld op vier jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000291-23
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-300376-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedatum] ,
adres: [adres verdachte] (Albanië).

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 en 10 maart 2025 en 17 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne, althans (ongeveer) 68 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
primairhij op of omstreeks 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2.060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairhij op of omstreeks 3 en/of 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
 het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
 het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
 het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 2.060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
 een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
 zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
 voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
 met één of meerdere mededader(s) telefonisch en/of via chatberichten en/of spraakberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het vervoeren en/of afleveren van die cocaïne, en/of
 de beschikking gehad over een of meerdere loods(en)/woning(en)/garage(s) op/aan het [adres 1] te Amsterdam, de [adres 2] te Amsterdam, de [adres 3] te Amsterdam, de [adres 4] te Amsterdam, de [adres 5] te Amsterdam, de [adres 6] te Amsterdam, de [adres 7] te Amsterdam, de [adres 8] te Den Haag en/of de [adres 9] te Bussum en/of
 een of meerdere telefoon(s) met chatberichten en/of spraakberichten en/of foto?s en/of adressen en/of instructies en/of aanwijzingen over het transport en/of vervoer van die cocaïne en/of
 een of meerdere rol(len) (zwarte) tape en/of huishoudfolie en/of een of meerdere vacumeermachine(s) en/of een of meerdere handschoen(en) en/of een of meerdere (keuken)weegscha(a)l(en) en/of een of meerdere vacuümzak(ken) en/of een of meerdere gripzakje(s) en/of
 een of meerdere dozen met in elke doos tien, althans een of meerdere cocaïnetester(s) en/of
 een of meerdere koffer(s) en/of shopperbag(s) en/of (rug)tas(sen) en/of
 een of meer token(s), althans (een) betaalmiddel(en) en/of
 een of meer voertuig(en) (te weten een Volkswagen Polo gekentekend [kenteken 1] , een Mercedes Vito gekentekend [kenteken 2] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken 3] , een Mini Cooper gekentekend [kenteken 4] , een Volkswagen Crafter gekentekend [kenteken 5] en/of een Renault Traffic gekentekend [kenteken 6] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken 7] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken 8] , een Citroën C1 gekentekend [kenteken 9] en/of een Renault Megane) en/of
 een of meerdere tag(s)/transponder(s) van/voor één of meer parkeergarage(s) voorhanden gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
 een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van het merk Heckler & Koch, model USP Compact, kaliber 9x19mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
 12, in elk geval een of meerdere patro(o)n(en) (van het soort volmantel rondneus en het merk Sellier & Bellot, kaliber, 9x19mm) zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp te weten een (contant) geldbedrag van (in totaal) ongeveer 7.350,- euro, althans een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die hoeveelheid geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vernietiging vonnis

Het vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Inleiding
Het onderzoek Chakwo I is gestart naar aanleiding van een 112-melding op 4 november 2021 over een mogelijke ontvoering vanuit de parkeergarage van een appartementencomplex aan de [adres 2] in Amsterdam. Er zou iemand een busje zijn ingeduwd waarna het met hoge snelheid weg reed.
De situatie bleek anders. Uiteindelijk werd Chakwo I een onderzoek naar een transport van verdovende middelen.
In de veronderstelling dat sprake was van een ontvoering werd een observatie- en arrestatieteam ingeschakeld en werd het kenteken van de bestelbus, een Mercedes Vito, in het ANPR-systeem gezet.
Het observatieteam zag de bestelbus op enig moment in Amsterdam-Noord rijden. Daar stapten (zoals later bleek) [verdachte] en [medeverdachte 3] vanuit de Mercedes Vito over in een Mercedes taxi op naam van [medeverdachte 1] . Om 14:45 uur werd op de [adres 5] te Amsterdam [medeverdachte 4] als bestuurder van de Mercedes Vito aangehouden. Om 15:10 uur werd op de [adres 4] , [medeverdachte 1] als bestuurder van de Mercedes taxi aangehouden, net als de inzittenden [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Achteraf is duidelijk geworden dat [verdachte] en [medeverdachte 3] de gebruikers waren van de woning aan de [adres 2] . Op het moment dat de Mercedes Vito de parkeergarage van dit wooncomplex was ingereden – met [medeverdachte 4] als bestuurder en [medeverdachte 3] als bijrijder – kwam [verdachte] , vanuit de woning, de parkeergarage ingelopen met twee koffers. Op dat moment verschenen een aantal, verder onbekend gebleven, mannen die buiten [medeverdachte 2] mishandelden, zich toegang tot de garage verschaften en met een vuurwapen dreigden richting degenen die bij de Mercedes Vito hoorden. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn weer ingestapt en weggereden, nadat [verdachte] achterin de laadruimte was gestapt.
In de woning aan de [adres 2] is bij de latere doorzoeking 68 kilo cocaïne aangetroffen. De verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wordt verweten dat zij deze drugs samen voorhanden hebben gehad (feit 1). Daarnaast wordt deze verdachten verweten dat zij, met ook de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] , in de vroege ochtend van 4 november 2021 vanuit een loods in Voorschoten 2.060 kilo cocaïne naar Amsterdam hebben gebracht (feit 2).
De verdachte wordt verder verweten dat hij samen met anderen een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad (feit 3) en dat hij € 7.350,00 heeft witgewassen (feit 4).
De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor de feiten 1 en 4. Hij is vrijgesproken van de overige feiten. Zowel de verdachte als het openbaar ministerie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Voor de leesbaarheid worden de verdachte en de medeverdachten bij hun achternaam genoemd. Een deel van de beschreven communicatie is in het Engels gevoerd. Wanneer de vertaling van deze berichten evident is, beschrijft het hof deze communicatie hieronder in het Nederlands. Ook zijn de tijdstippen van de communicatie omgezet naar wintertijd in Nederland (UTC +1).
4.2.
Het onder 2 tenlastegelegde (2.060 kilo)
4.2.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] op
4 november 2021 samen met anderen cocaïne voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd.
4.2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen wat de inhoud van de bussen was, en subsidiair dat de rol van [verdachte] te beperkt en ondergeschikt is om hem als medepleger aan te merken.
4.2.3.
Oordeel van het hof
4.2.3.1. Telefoonnummers
[medeverdachte 4] ( [bijnaam 1] )
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 4] is onder hem een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen met daaraan gekoppeld het nummer [telefoonnummer 1] . Aan de telefoon was het e-mailadres [e-mailadres 1] gekoppeld. [medeverdachte 4] heeft bij de huur van de Mercedes Vito het telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgegeven. Het hof stelt dan ook vast dat deze telefoon en dat telefoonnummer bij [medeverdachte 4] in gebruik was. Dat telefoonnummer stond in de telefoon, die in de telefoonhouder van de taxi van [medeverdachte 1] is aangetroffen, opgeslagen als ‘ [bijnaam 1] ’.
[medeverdachte 1] ( [bijnaam 2] , [bijnaam 3] )
In de telefoonhouder naast het stuur van de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] is een iPhone 8 aangetroffen. Aan de telefoon zijn de applicaties Signal en Wickr gekoppeld. De gebruikersnamen daarvan zijn [bijnaam 2] (Signal) en [bijnaam 2] R (Wickr). De aan de telefoon gekoppelde Apple ID is [e-mailadres 2] . De gebruiker van de telefoon noemt zichzelf dus ‘ [bijnaam 2] ’. Sinds 28 oktober 2021 is aan de telefoon het nummer [telefoonnummer 2] (hierna: * [telefoonnummer 2] ) gekoppeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het gaat om de telefoon van [medeverdachte 1] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer blijkt dat de telefoon in de nachtelijke uren en vroege ochtend een telecommast aanstraalde in de directe nabijheid van het (toenmalige) woonadres van [medeverdachte 1] .
Ook biedt communicatie tussen [medeverdachte 4] en [bijnaam 2] een belangrijk aanknopingspunt. Het telefoonnummer van de iPhone 8 stond in de telefoon van [medeverdachte 4] opgeslagen en er zijn onderling berichten uitgewisseld. Op 4 november 2021 om 11:19 uur bericht ‘ [bijnaam 2] ’ aan ‘ [bijnaam 1] ’ dat hij voor hem rijdt. Om 11:23 uur is er een ANPR-hit op de A10 bij de Coentunnel op de Mini Cooper waar [medeverdachte 1] die ochtend in reed. En om 11:25 is er een ANPR-hit op dezelfde locatie op de Mercedes Vito die door [medeverdachte 4] werd bestuurd. Overigens kan uit de contactenlijst van de Mini Cooper ook worden opgemaakt dat [medeverdachte 1] een aantal medeverdachten kent. Degenen met wie hij in zijn taxi is aangehouden waren dus geen willekeurige passagiers. In de contactenlijst stond onder ‘mijn nummer’ het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) opgeslagen. Het nummer * [telefoonnummer 3] stond in de telefoon van [medeverdachte 4] opgeslagen als ‘ [bijnaam 4] ’. Hetzelfde nummer staat als ‘ [bijnaam 4] ’ in de contactenlijst van het navigatiesysteem van de Volkswagen Polo die direct achter de Mercedes Vito de parkeergarage van de [adres 3] binnenreed. Het meest voorkomende tegennummer van telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is [telefoonnummer 4] . Dat nummer stond geregistreerd op de naam van [naam 1] , de partner van [medeverdachte 1] . In de contactenlijst van de Mini Cooper stonden verder telefoonnummers die kunnen worden toegeschreven aan [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] (onder contactnaam ‘ [bijnaam 5] ’), de eigenaar van garagebedrijf [garagebedrijf] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 1] over deze personen niet veel verklaard. Over [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] wilde [medeverdachte 1] niets verklaren.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer
* [telefoonnummer 2] en communiceerde onder de naam ‘ [bijnaam 2] ’. In de iPhone 7 van [medeverdachte 2] stond het nummer van [medeverdachte 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 3] ’.
[medeverdachte 2] ( [bijnaam 6] , [bijnaam 6] , [bijnaam 6] )
Kort voor zijn aanhouding zat [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] in de taxi. In de taxi lagen, op de bijrijdersstoel, een iPhone 11 en een iPhone 7. In de iPhone 11 zijn veel foto’s van [medeverdachte 2] aangetroffen, waaronder selfies. Aan deze telefoon is het Apple-ID [e-mailadres 3] gekoppeld, een variatie op de namen van [medeverdachte 2] . Ook staat er een Instagram user account op onder de gebruikersnaam [medeverdachte 2] . Het hof gaat er daarom vanuit dat de iPhone 11 van [medeverdachte 2] was. Op de telefoon waren Signal en WhatsApp geïnstalleerd, met de gebruikersnaam ‘ [bijnaam 6] ’. Aan het Whatsapp-account was het nummer [telefoonnummer 5] (hierna: * [telefoonnummer 5] ) gekoppeld. In de iPhone 11 werd administratie aangetroffen met betrekking tot de [adres 5] en [adres 6] .
In de iPhone 7 was een bericht opgeslagen waaruit volgt dat de gebruiker ‘ [bijnaam 6] ’ voor de huurder van [adres 5] een wasmachine heeft besteld. Uit een ander onderzoek is gebleken dat aan de alias ‘ [bijnaam 6] ’ het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] is gekoppeld. Op de iPhone 7 is de gebruikersnaam voor Signal ‘ [bijnaam 6] ’.
Uit de verklaring van de verhuurster van de woning aan de [adres 2] te Amsterdam blijkt dat zij de huurder kent onder de naam ‘ [bijnaam 6] ’ met het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] . De getuige herkende [medeverdachte 2] van een foto als de huurder. Hetzelfde telefoonnummer is opgegeven bij de (onder)huur van de woning aan de [adres 5] te Amsterdam. Huurder was ene [bijnaam 8] . Ook de verhuurder van de woning aan de [adres 4] heeft verklaard dat hij de woning heeft verhuurd aan [bijnaam 8] . Hij heeft [medeverdachte 2] van een foto herkend als deze [bijnaam 8] .
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] en gebruik maakte van de namen [bijnaam 6] , [bijnaam 6] , [bijnaam 6] of door anderen zo werd genoemd.
[medeverdachte 5] ( [bijnaam 7] )
In de fouillering van [medeverdachte 5] is een iPhone XS in beslag genomen met daaraan gekoppeld het Apple ID [e-mailadres 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . [medeverdachte 5] heeft verklaard dat dit zijn telefoon(nummer) is, zijn naam op WhatsApp ‘ [bijnaam 12] ’ is en zijn gebruikersnaam op Signal ‘ [bijnaam 7] ’.
[medeverdachte 7]
is de enige broer van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] wisselt berichten uit met een telefoonnummer [telefoonnummer 10] (hierna: * [telefoonnummer 10] ) waarin wordt gesproken over hun moeder: ‘Kom je bij ma 30min daar’ en ‘Kom zo eten bij ma’. In de contactenlijst van de Mini Cooper staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 10] opgeslagen als [naam 2] . Het hof stelt dan ook vast dat [medeverdachte 7] de gebruiker is van telefoonnummer * [telefoonnummer 10] .
Niet geïdentificeerde contacten
In het onderzoek zijn contacten vastgesteld tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] met een aantal niet geïdentificeerde personen.
[bijnaam 9] / [bijnaam 9] / [bijnaam 9]
[medeverdachte 1] had via Signal contact met ‘ [bijnaam 9] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 7] . In de iPhone 7 van [medeverdachte 2] ( [bijnaam 6] ) stond hetzelfde telefoonnummer opgeslagen onder het contact ‘ [bijnaam 9] ’. [medeverdachte 1] had ook contact met ‘ [bijnaam 9] ’. Dat gaat, gelet op de inhoud van de berichten, om dezelfde persoon. Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 9] worden genoemd.
[bijnaam 10] / [bijnaam 10]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben beiden contact met iemand die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 8] . In de telefoon van [medeverdachte 1] staat hij opgeslagen als ‘ [bijnaam 10] ’ en in de telefoon van [medeverdachte 2] als ‘ [bijnaam 10] ’. Dit telefoonnummer staat ook in de telefoon van [medeverdachte 6] . Voor de leesbaarheid van dit arrest zal deze persoon hieronder steeds [bijnaam 10] worden genoemd.
[bijnaam 11] / [bijnaam 11] / [bijnaam 11]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] staat in de iPhone 8 van [medeverdachte 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 11] ’. Hetzelfde nummer staat in de telefoon van [medeverdachte 2] opgeslagen als ‘ [bijnaam 11] ’, met als bijnaam ‘ [bijnaam 11] ’. Op de telefoon van [medeverdachte 5] zijn schermafbeeldingen met berichten van [bijnaam 11] aangetroffen.
4.2.3.2. Panden
[adres 10] in Voorschoten
[adres 10] in Voorschoten is een pand van [autobedrijf] . Op camerabeelden wordt in de periode van 13 oktober 2021 tot 3 november 2021 bij het pand nauwelijks bedrijvigheid waargenomen, totdat op
3 november 2021 een vrachtwagen naar binnen wordt gereden. Hetzelfde gebrek aan bedrijvigheid geldt voor de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021. Op 8 december 2021 arriveerde er weer een vrachtwagen die naar binnen werd gereden. Na binnentreden door de politie werd ongeveer 1.992 kilo cocaïne base in beslag genomen. Ook werd een groot aantal nieuwe bigshoppers van Lidl aangetroffen.
[adres 3] in Amsterdam
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in Amsterdam op 9 november 2021 was de verdachte [medeverdachte 6] aanwezig. In de woning werden rollen zwart tape en een vacumeermachine aangetroffen. In de berging bevond zich een wasmachine waarin zeventien bigshoppers van Lidl zaten. Ook lag er plastic verpakkingsmateriaal dat bestemd is voor een vacumeermachine.
[adres 2] in Amsterdam
De woning aan de [adres 2] in Amsterdam is gehuurd door [medeverdachte 2] , zoals hiervoor al is toegelicht. [verdachte] heeft verklaard dat hij in deze woning heeft verbleven. In de woning werd een tandenborstel aangetroffen waarvan de kop is bemonsterd. Uit de bemonstering van deze tandenborstel is een DNA-profiel afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 3] . De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het hof stelt op basis van de inhoud van het bewijs vast dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in deze woning hebben verbleven. In één van de slaapkamers zijn 68 blokken aangetroffen, ingepakt in zwart plastic en met een teken erop. Van deze blokken zijn monsters genomen, die cocaïne bleken te bevatten. De blokken hadden inclusief de verpakking een gewicht van 1,06 tot 1,07 kilo. Daarnaast werden ook verpakkingsmateriaal (rollen zwart tape en transparant plastic), een vacumeermachine en bigshoppers aangetroffen. Op de salontafel in de woonkamer lag een bril.
[adres 4] in Amsterdam
De woning [adres 4] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 2] . Bij zijn aanhouding beschikte [medeverdachte 2] over de sleutels van deze woning. Bij een doorzoeking op 10 november 2021 werden in deze woning een vuurwapen, een vacumeermachine, diverse rollen met zwart tape en een tas met bigshoppers aangetroffen. De [adres 4] ligt vlakbij de Johan Cruijff Arena.
[adres 5] in Amsterdam
De woning [adres 5] in Amsterdam werd gehuurd door [medeverdachte 2] . Bij een doorzoeking op 16 november 2021 werden in deze woning vacuumzakken en ductape aangetroffen. Ook lagen er diverse bigshopper tassen, twee vacumeermachines en een weegschaal. De [adres 5] ligt in Amsterdam Noord.
[adres 11] in Amsterdam
Op het adres [adres 11] in Amsterdam bevindt zich garage [garagebedrijf] . De eigenaar van de garage is [naam 3] . Het adres [adres 11] te Amsterdam is op 210 meter afstand van het adres [adres 12] te Amsterdam. Deze locaties bevinden zich in Amsterdam Noord.
4.2.3.3. Voertuigen
Mercedes Vito
De Mercedes Vito is een witte bestelbus en heeft kenteken [kenteken 2] . De bestelbus is op
4 november 2021 om 2:00 uur gehuurd door [medeverdachte 4] . De Mercedes Vito is na de aanhouding van [medeverdachte 4] doorzocht. In de laadruimte lagen lege bananendozen en lege bigshoppers van Lidl. Dit voertuig is voorzien van GPS.
Renault Trafic
De Renault Trafic met kenteken [kenteken 6] staat op de naam van [medeverdachte 5] .
Volkswagen Crafter
Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 5] werd gehuurd door [naam 4] , de partner van [medeverdachte 5] . Het voertuig is op 3 november 2021 afgehaald. Getuige [naam 4] heeft verklaard dat zij dit voertuig heeft meegegeven aan haar man. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij het voertuig heeft opgehaald. [medeverdachte 5] heeft dit voertuig op 4 november 2021 ’s ochtends vroeg op de [adres 13] in Bussum gezet. Dit is vlakbij het woonadres van zijn broer [medeverdachte 7] . Dit voertuig is voorzien van GPS.
Mini Cooper/Mercedes taxi
De Mini Cooper met kenteken [kenteken 4] staat op naam van [naam 1] , de partner van [medeverdachte 1] . Dit voertuig werd (ook) gebruikt door [medeverdachte 1] . Ook de Mercedes taxi met kenteken [kenteken 3] werd door [medeverdachte 1] gebruikt. Dit voertuig stond op zijn naam. Bij een doorzoeking in de Mercedes taxi werden sleutels en tags aangetroffen. Met een aangetroffen transponder kon de garagedeur van de parkeergarage van het appartementencomplex aan de [adres 4] worden geopend en gesloten. Met een andere transponder kon de deur van de parkeergarage van de [adres 2] worden geopend. Eén van de sleutels paste op het slot van de voordeur van de woning [adres 2] . Uit de feiten en omstandigheden die hierna nog worden beschreven, volgt dat [medeverdachte 1] op 4 november 2021 eerst in de Mini Cooper heeft gereden en dat hij deze op enig moment heeft omgeruild voor de Mercedes taxi.
4.2.3.4. Gebeurtenissen
Vooraf
Op 3 november 2021 werd tussen 19:35 uur en 19:54 uur een vrachtwagen van [bedrijf] de loods binnengereden aan de [adres 10] in Voorschoten. De vrachtwagen verliet de loods weer om 20:33 uur.
Iets later op die avond vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 9] en [medeverdachte 1] . [bijnaam 9] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij ‘1.8’ moet nemen en dat hij het daarom goed moet organiseren met bussen. [medeverdachte 1] reageert daarop dat hij drie bussen heeft, elke bus neemt 600. [medeverdachte 1] bericht [bijnaam 9] ook over auto’s, één voor en achter elke bus. [bijnaam 9] zegt [medeverdachte 1] dat hij in totaal 1860 neemt. Om 23:05 uur vraagt [bijnaam 9] aan [medeverdachte 1] om hem 3 tokens te sturen. Om 23:07 uur en 23:09 uur stuurt [medeverdachte 1] drie afbeeldingen naar [bijnaam 9] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] staan drie afbeeldingen van bankbiljetten, deze afbeeldingen zijn gemaakt om 23:07 uur en 23:09 uur. Iets later bericht [bijnaam 9] aan [medeverdachte 1] dat hij 2060 moet nemen, omdat 200 voor een andere groep is. [bijnaam 9] vraagt [medeverdachte 1] ten slotte om hen te helpen met plekken.
Voorschoten
Uit de GPS-data van de Mercedes Vito blijkt dat dit voertuig op 4 november 2021 om 5:14 uur zich bevindt op het [adres 1] te Amsterdam, bij het woonadres van [medeverdachte 4] . Later rijdt de bestelbus via de A4 naar Voorschoten. De telefoon van [medeverdachte 4] peilt om 7:02 uur uit in de omgeving van de [adres 10] in Voorschoten. Het hof gaat er daarom vanuit dat [medeverdachte 4] met de bestelbus naar de loods in Voorschoten is gegaan.
Uit de GPS-gegevens van de Volkswagen Crafter blijkt dat deze bestelbus rond 04:00 uur in beweging komt en deze, met een korte tussenstop op de [adres 13] te Bussum, doorrijdt naar de [adres 14] te Voorschoten via de A4/A44. Vanaf 5:59 uur is deze bus in Voorschoten. De telefoon van [naam 7] – waar het hof nog op terugkomt – peilt op dat moment ook uit in Voorschoten. De [adres 13] is vlakbij het woonadres van de broer van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] .
Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vindt er een chatgesprek plaats tussen [bijnaam 9] en [medeverdachte 1] . Op vragen van [bijnaam 9] antwoordt [medeverdachte 1] dat hij er op tijd zal zijn, om ‘5.50’. [medeverdachte 1] zegt dat hij vier busjes heeft geregeld, voor het geval dat, hij kan dan 600, 600, 600 doen en het laatste busje 260. [medeverdachte 1] is bang dat het te zwaar is om in elke bus 700 te doen. [bijnaam 9] reageert dat het niet te veel is, dit busje kan meer nemen dan ‘1t’ (het hof begrijpt: 1 ton, dus 1.000 kilo).
Op camerabeelden is te zien dat op 4 november 2021 om 6:10 uur de Mercedes Vito, Volkswagen Crafter en de Renault Trafic met slechts enkele meters tussenruimte het industrieterrein oprijden aan de [adres 10] . Om 6:11 uur rijden de busjes de loods aan de [adres 10] in Voorschoten binnen. Om 7:08 uur rijden de busjes de loods weer uit.
In de tussentijd stuurt [bijnaam 9] aan [medeverdachte 1] een bericht dat hij 200 in de bus moet houden: ‘I gibe ather add we drop for them. They ask me faver’. Het hof begrijpt dit bericht zo dat [bijnaam 9] zegt: ‘Ik geef je een ander adres waar we dit voor hen afleveren. Ze hebben mij om een gunst gevraagd’.
Ook de telefoon van [medeverdachte 2] heeft zich in de ochtend naar Voorschoten verplaatst en peilt tussen 6:43 uur en 7:13 uur uit in Voorschoten. [medeverdachte 2] vraagt om 6:34 uur aan [medeverdachte 1] om een adres in de buurt, waarop [medeverdachte 1] hem antwoordt: ‘ [adres 15] , [Voorschoten]’.
Om 7:27 uur bericht [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij alle busjes ziet en dat zij er aankomen. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] : ‘Don’t let see the driv where is our places’. Het hof begrijpt deze mededeling als: ‘Laat de chauffeurs niet zien waar onze plekken (waar de cocaïne werd opgeslagen) zijn’. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] of alle busjes in één lijn rijden.
Mercedes Vito naar [adres 3]
Om 7:42 uur bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat hij direct naar ‘doctor’ moet rijden. Gelet op de route van de Mercedes Vito en wat hierna nog zal worden beschreven, gaat het hof ervan uit dat [medeverdachte 1] met ‘doctor’ de [adres 3] in Amsterdam bedoelt.
Uit de GPS-gegevens blijkt dat de Mercedes Vito via de A44 weer naar Amsterdam rijdt. Op camerabeelden is te zien dat de Mercedes Vito op enig moment aankomt bij de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 3] . Te zien is dat de bijrijder een voorwerp pakt dat op een vuurwapen lijkt. Een Volkswagen Polo staat achter de bus. Om 07:52 uur rijdt de bestelbus de parkeergarage in met behulp van een tag die hoort bij huisnummer 276. Zeer dicht daarachter rijdt ook de Volkswagen Polo de garage in. De bestuurder van de Mercedes Vito wordt herkend als [medeverdachte 4] , in het midden zit een nog onbekend gebleven persoon en aan de bijrijderskant zit [medeverdachte 6] . Op andere camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 6] en de onbekende persoon met een kennelijk zwaar beladen karretje met de lift naar de eerste verdieping gaan (waar nummer 276 is). De goederen op het karretje zijn afgedekt met een doek. [medeverdachte 6] en de onbekende man gaan meerdere keren heen en weer waarbij een zwaar beladen karretje naar boven wordt gebracht.
Om 8:44 uur verlaat [medeverdachte 4] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 3] , waar [medeverdachte 6] en de onbekende man achterblijven.
Volkswagen Crafter naar [adres 2] en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op camerabeelden van het wooncomplex aan de [adres 2] is te zien dat [verdachte] om 7:57 uur de parkeergarage in loopt met een lege koffer en een boodschappentrolley. Op datzelfde moment komt de Volkswagen Crafter de parkeergarage binnen. Onderaan de schuine afloop blijft de Volkswagen Crafter staan omdat het voertuig kennelijk te hoog is. De Volkswagen Crafter rijdt vervolgens achteruit de parkeergarage uit.
Om 7:59 uur vraagt [bijnaam 10] aan [medeverdachte 2] om de sleutels van het huis bij Arena. [bijnaam 10] vraagt [medeverdachte 2] om met [bijnaam 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) naar Arena te gaan omdat het busje niet past bij deze.
Om 8:19 uur en 8:32 uur bevindt de Volkswagen Crafter zich op de [adres 16] in Amsterdam. Deze straat kruist met de [adres 4] waar zich op nummer 86 de woning bevindt die door [medeverdachte 2] werd gehuurd. De [adres 4] ligt in de directe omgeving van de ‘Arena’, de Johan Cruijff Arena. Ook [medeverdachte 2] is daar dan in de buurt, zijn telefoon peilt rond dat tijdstip uit op de [adres 4] .
[medeverdachte 2] klaagt dan in een bericht aan [bijnaam 10] over het busje dat deze sukkels hebben. Er moet iets op verzonnen worden, bijvoorbeeld dat het in een klein busje wordt overgebracht en vervolgens verder wordt gedistribueerd. Een ander is even aan het kijken of hij een garage ergens ‘boven’ kan regelen. Gelet op de gebeurtenissen die hierna nog beschreven zullen worden, begrijpt het hof ‘boven’ als ‘Amsterdam Noord’. Het moet op een veilige locatie worden overgebracht waarbij de ander de garantie moet geven dat er niets gebeurt of één van hun eigen mensen moet daar gaan staan om het te bewaken.
De telefoon van [medeverdachte 5] peilt om 8:30 uur uit op de [adres 5] in Amsterdam-Noord. Het hof stelt op grond van die omstandigheid vast dat Mustapha niet de bestuurder was van de Volkswagen Crafter, aangezien de Volkswagen Crafter op dat moment op de [adres 16] in Zuidoost is. De [adres 5] ligt niet in de omgeving van de [adres 16] .
[medeverdachte 5] vraagt om 8:24 uur aan [naam 3] of hij al op zijn werk is. [naam 3] is de eigenaar van garage [garagebedrijf] aan de [adres 11] in Amsterdam. Om 9:07 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 5] zich op de [adres 12] in Amsterdam. Dit is in de directe omgeving van autogarage [garagebedrijf] . Om 9:39 is ook de Volkswagen Crafter op de [adres 12] . De telefoon van [medeverdachte 2] peilt van 9:37 tot 11:20 uur uit in de wijk [wijk] , waar garage [garagebedrijf] is gevestigd.
Mercedes Vito naar [adres 8] in Den Haag en vervolgens naar [garagebedrijf]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] staat een schermafdruk van Google Maps met het adres [adres 8]
Den Haag. De foto is genomen om 7:30 uur.
Om 8:44 uur heeft [medeverdachte 4] met de Mercedes Vito de parkeergarage aan de [adres 3] verlaten.
De Mercedes Vito verplaatst zich via de A4 naar Den Haag waar het voertuig om 9:37 op de [adres 8] 92 is. Vervolgens rijdt de Mercedes Vito weer terug naar Amsterdam.
Om 10:00 uur stuurt [medeverdachte 1] aan ‘ [naam 5] ’ een bericht dat hij de andere persoon naar Noord moet laten rijden, waarbij [medeverdachte 1] een foto stuurt met het adres [adres 12] Amsterdam. [medeverdachte 1] vraagt hoe laat hij op dat adres kan zijn. [naam 5] vraagt daarop of er nog wat moet gebeuren. [medeverdachte 1] antwoordt dat er nog wat moet gebeuren: ‘Die grote bus paste in geen enkele garage, effe splitten hier. Heb hier een loods’.
Om 10:43 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] hoe ver hij van het adres vandaan is. Om 11:05 uur zegt [medeverdachte 4] dat hij er is, waarop [medeverdachte 1] reageert dat hij er ook staat. Om 11:16 uur maakt de telefoon van [medeverdachte 4] gebruik van een zogenoemde Cell-ID aan de Papaverweg 50 in Amsterdam die dekking geeft aan de locatie van de autogarage [garagebedrijf] .
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de Volkswagen Crafter te hoog was om de garage aan de [adres 2] in te rijden. De Volkswagen Crafter is om die reden naar [garagebedrijf] gereden waar de lading verdeeld kon worden over andere voertuigen. Nadat [medeverdachte 4] 200 in Den Haag had afgeleverd, is hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Wat hij kennelijk, nog steeds rijdend in de Mercedes Vito, heeft gedaan.
Mercedes Vito naar [adres 2] in Amsterdam
De Mercedes Vito rijdt daarna via de Coentunnel naar de [adres 2] in Amsterdam. [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 4] om 11:19 uur een bericht dat hij voor [medeverdachte 4] rijdt. Om 11:23 uur wordt de Mini Cooper door de ANPR geregistreerd op de A10 Links bij de Coentunnel. Om 11:25 uur wordt de Mercedes Vito door de ANPR op die locatie geregistreerd. Uit deze ANPR-gegevens volgt dat de Mini Cooper onderweg naar de [adres 2] voor de Mercedes Vito reed.
Rond het moment waarop de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 2] vindt er een gesprek plaats tussen [bijnaam 10] en [medeverdachte 2] . [bijnaam 10] vraagt aan [medeverdachte 2] hoe hij het gaat verdelen: ‘Hoeveel wil je bij A laten/brengen? En hoeveel bij de bril?’. [medeverdachte 2] bericht [bijnaam 10] dat zij inmiddels bij de bril zijn, daarna gaan ze het in een rit ophalen, 200 gaan ze ‘boven’ (het hof begrijpt: in Noord) laten liggen, 166 gaat naar arena en 134 heeft hij in de ruimte in het busje gedaan. [medeverdachte 2] gaat de bril vragen om hem te helpen bij arena. Omdat uit het bewijs ook blijkt dat [medeverdachte 2] aanwezig is bij de confrontatie op de [adres 2] , gaat het hof ervan uit dat ‘de bril’ een persoon is die hoort bij de woning aan [adres 2] . Zoals al eerder opgemerkt, is er op de salontafel in deze woning een bril aangetroffen.
De Mercedes Vito is om 11:43 uur de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres 2] binnengereden. Om 11:44 uur komt [verdachte] aanlopen met twee koffers. Op dat moment wordt de Mercedes Vito bestuurd door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 3] wordt herkend als de bijrijder.
Vanaf 11:46 uur is op de camerabeelden te zien dat vijf onbekend gebleven mannen het hek van de parkeergarage proberen te openen. Twee daarvan rennen naar binnen. De andere drie slaan [medeverdachte 2] , die zich buiten de parkeergarage bevindt. In de parkeergarage richt één van de mannen een vuurwapen op [medeverdachte 3] . Kennelijk schrikken beide mannen ergens van en rennen zij weer naar buiten. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 3] met een vuurwapen in zijn hand in beeld verschijnt en in de Mercedes Vito stapt. [medeverdachte 4] gaat achter het stuur zitten en rijdt om 11:52 uur weg. Vanuit de wegrijdende bestelbus richt [medeverdachte 3] een vuurwapen uit het raam.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat ook [verdachte] met de bestelbus is meegegaan. [verdachte] was immers aanwezig in de parkeergarage en op de beelden is niet te zien dat er iemand achterblijft. Uit het bewijs zoals dat hierna nog wordt beschreven, volgt verder dat [verdachte] na het bezoek van de Mercedes Vito aan de [adres 5] weer uit de laadruimte van de Mercedes Vito stapt.
[medeverdachte 1] was bij de [adres 2] aanwezig en rijdt daar in zijn Mini Cooper weg om 11:51 uur. Om 11:48 uur berichtte [medeverdachte 2] aan [bijnaam 10] dat er motherfuckers kwamen die ze hebben weggejaagd. Ze moeten het busje waar het spul in zit wegbrengen. [bijnaam 10] bericht om 11:52 uur aan [medeverdachte 1] : ‘Fast. Someone want to still (het hof begrijpt: steal)’. [medeverdachte 1] bevestigt dat en zegt dat hij samen met [bijnaam 6] is. Het hof begrijpt dat [medeverdachte 1] hier doelt op [medeverdachte 2] met wie hij kennelijk samen is weggereden.
Mercedes Vito naar [adres 3] en later naar [adres 5]
De telefoon van [medeverdachte 2] peilt om 12:00 uur uit op de [adres 3] in Amsterdam. Ook de telefoon van [medeverdachte 1] peilt om 12:05 uur in die omgeving uit. Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [adres 3] is te zien dat de Mercedes Vito om 12:20 uur voor het toegangshek staat met [medeverdachte 4] als bestuurder en [medeverdachte 3] als passagier. [medeverdachte 2] komt vanaf de parkeerplaats aangelopen en stapt ook in de bus.
Om 12:57 uur vraagt ‘ [naam 6] ’ aan [medeverdachte 1] of hij wil blijven om de ‘ppl’ (het hof begrijpt: people/mensen) van [bijnaam 10] te helpen totdat zij klaar zijn. Er moeten mensen blijven om de plek te beveiligen. Als [naam 6] vraagt om een adres voor 300 stuks, en ook een andere voor 300 stuks, stuurt [medeverdachte 1] een afbeelding van het adres [adres 12] . [naam 6] stuurt [medeverdachte 1] om 13:05 uur een afbeelding van het adres [adres 17] en zegt daarbij dat daar mensen zijn. Direct daarna bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat ze ook naar Noord kunnen gaan, waarop [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] zegt dat hij de ‘drv’ (het hof begrijpt: ‘driver/chauffeur’) moet zeggen naar Noord te rijden. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] om hem op te pikken. Direct daarna bericht [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] dat hij naar Noord moet gaan, [adres 18] .
Uit de GPS-gegevens van de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] blijkt dat dit voertuig zich om 13:24 uur bevindt op het [adres 18] . Rond dat tijdstip peilen ook de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit op de [adres 5] . Iets later wordt ook de Mercedes Vito waargenomen in de omgeving van de [adres 5] . De straten [adres 17] en het [adres 18] liggen in de directe omgeving van de [adres 5] .
Om 13:37 uur vraagt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] of het nog lang gaat duren en zegt hij dat hij het afgehandeld wil hebben. [medeverdachte 1] meldt dat er een ‘scotoe waggie’ (het hof begrijpt: een politieauto) op het plein staat. [medeverdachte 4] maakt zich inmiddels druk om ‘blauw’ (het hof begrijpt: politie), ‘mocro’ en ‘abba’ in een ‘waggie’ is namelijk geen goede combi. Het hof begrijpt die mededeling zo dat [medeverdachte 4] bang is dat de combinatie van mensen van Marokkaanse komaf en mensen van Albanese afkomst bij de politie vragen oproept.
Om 13:58 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [bijnaam 10] of hij een ander in de garage zal laten komen. Hij vraagt [bijnaam 10] de jongen naar beneden te laten komen, hij is namelijk al bijna twee uur op straat met 500.
[medeverdachte 1] bericht aan [medeverdachte 4] dat er iemand naar de garage komt om te openen waarop [medeverdachte 4] zegt dat hij eraan komt. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 4] om ze desnoods te helpen. Om 14:20 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] of hij klaar is. [medeverdachte 4] reageert van niet, nog 9. En iets later dat er nog 1 rondje moet, dan zijn ze klaar.
Om 14:30 uur wordt waargenomen dat op het [adres 18] [medeverdachte 3] uit de Mercedes Vito stapt aan de bijrijderskant. [verdachte] stapt uit de laadruimte van het voertuig. Iets later wordt [medeverdachte 4] aangehouden als bestuurder van de Mercedes Vito. Om 14:50 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 3] en [verdachte] in de Mercedes taxi van [medeverdachte 1] stappen. De inzittenden van deze taxi worden om 15:10 uur aangehouden; [medeverdachte 1] als bestuurder, [medeverdachte 2] als passagier rechts achterin, [medeverdachte 3] als passagier links achterin en [verdachte] als passagier op de bijrijdersstoel.
[naam 7] gaat kleine auto ophalen
Eerder op de middag, om 13:06 uur, vroeg [medeverdachte 5] aan zijn vrouw of zijn auto thuis staat, hij heeft hem namelijk nodig. Om 14:24 uur zegt [medeverdachte 1] tegen ‘ [naam 7] ’ dat hij 50 moet geven van wat ze in de garage hebben. Hij kan gewoon met die kleine gaan. [naam 7] zegt dat hij naar huis is gegaan om de kleine auto op te halen. Hij vraag [medeverdachte 1] of hij de rest in de garage moet laten. [medeverdachte 1] bevestigt dat en zegt: ‘Maar wees jij of je bro (het hof begrijpt: broer) actief’. [naam 7] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij zal gaan, de ander is moe. [naam 7] gaat met die kleine, vier uur, half vijf. Hij heeft de sleutels van de garage meegekregen.
Om 14:59 uur peilt de telefoon van [medeverdachte 5] uit in de omgeving van zijn woonadres in Hilversum. Om 20:05 uur vraagt [naam 3] aan [medeverdachte 5] of alles is gelukt. [medeverdachte 5] antwoordt ‘niet helemaal’ en zegt dat hij de sleutel heeft meegenomen, hij komt morgen om 9:00 uur terug.
Op 5 november 2021 vindt in de ochtend een gesprek plaats tussen [medeverdachte 5] en [naam 3] over de sleutel.
Verdere distributie op 5 november 2021 vanuit [garagebedrijf]
Op 5 november 2021 om 9:21 uur peilt de telefoon van [medeverdachte 5] uit in de omgeving van garage [garagebedrijf] . Ook de telefoon van [medeverdachte 7] peilt om 9:33 uur in die omgeving uit. Om 14:57 uur wordt op de telefoon van [medeverdachte 5] een afbeelding gemaakt of opgeslagen van een gesprek met [bijnaam 11] . [bijnaam 11] heeft het over nieuwe nummers, het activeren daarvan en zegt: ‘Kom straks naar jullie wisselen we nr uit’. Iets later worden afbeeldingen van bankbiljetten opgeslagen met de mededeling van [bijnaam 11] dat deze voor straks is. Om 18:29 uur wordt op de telefoon van [medeverdachte 5] een afbeelding opgeslagen met een bankbiljet met het bericht dat die 40 daar in 12 minuten is. Een uur later verstuurt [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 7] een afbeelding met de tekst: ‘Zetten daar 10 en dan kunnen jullie… vanaf daar door’, iets later gevolgd door ‘ [adres 19] ’.
Samengevat
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden blijkt het volgende. Op 4 november 2021 is er in de loods [adres 10] in Voorschoten met drie bestelbussen een lading opgehaald van 2.060, in twee bussen (ongeveer) 600 en in één bus (ongeveer) 800. [medeverdachte 4] heeft zijn lading met de Mercedes Vito afgeleverd bij de [adres 3] waarbij hij werd vergezeld door [medeverdachte 6] . [medeverdachte 4] is later doorgereden naar Den Haag om daar 200 af te leveren voor een andere groep. [medeverdachte 5] is naar de [adres 5] gereden. De Volkswagen Crafter is naar de [adres 2] gereden, maar bleek te hoog om de parkeergarage in te kunnen rijden. Via een tussenstop bij de [adres 4] is de Volkswagen Crafter naar [garagebedrijf] gereden, waar de lading kon worden verdeeld over andere voertuigen. Als [medeverdachte 4] op de terugweg is uit Den Haag, wordt hem gevraagd om ook naar [garagebedrijf] te komen. Vervolgens vindt een tweede poging plaats om de lading af te leveren aan de [adres 2] , ditmaal door [medeverdachte 4] met de Mercedes Vito waarbij hij wordt vergezeld door [medeverdachte 3] . Als anderen proberen de lading te stelen, vertrekt de Mercedes Vito met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] naar de [adres 3] om later door te rijden naar de [adres 5] . Nadat de lading op de [adres 5] is afgeleverd, wordt eerst [medeverdachte 4] aangehouden in de Mercedes Vito en iets later ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
4.2.3.5. Wat werd er vervoerd?
Kan worden bewezen dat er op 4 november 2021 cocaïne werd vervoerd? De verdediging heeft naar voren gebracht dat dit niet met voldoende zekerheid uit het bewijs volgt. Het hof oordeelt daarover anders.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de loods van [autobedrijf] aan de [adres 10] in Voorschoten in de periode tussen 4 november 2021 en 8 december 2021 geen bedrijvigheid werd waargenomen die past bij een garagebedrijf. Op 8 december 2021 werden in deze loods dozen aangetroffen die in totaal bijna 2000 kilo cocaïne bleken te bevatten.
Uit het bewijs wordt duidelijk dat de getallen die genoemd worden te maken hebben met gewicht. Op de vroege ochtend van 4 november 2021 vertelt [medeverdachte 1] namelijk aan [bijnaam 9] dat hij inmiddels vier busjes heeft geregeld omdat hij bang is dat het te zwaar wordt. [bijnaam 9] reageert daarop door te zeggen dat het niet te zwaar wordt, hij spreekt over een busje dat meer dan ‘1t’ kan meenemen. Gelet op de inhoud gaat het gesprek onmiskenbaar om de vraag hoeveel gewicht de busjes kunnen vervoeren. Het gaat daarbij om aantallen van hetzelfde type goederen. Bij de aantallen die in de communicatie worden genoemd, zowel in deze communicatie tussen [medeverdachte 1] en [bijnaam 9] als tussen anderen later op 4 november 2021 wordt immers nergens een nadere uitleg gegeven. Voldoende is dat men weet hoeveel naar welke locatie moet.
De lading die op 4 november 2021 met de bussen werd vervoerd, wordt beveiligd. Als [medeverdachte 4] met de Mercedes Vito aankomt bij de [adres 3] wordt hij begeleid door [medeverdachte 6] die een vuurwapen bij zich heeft, of een voorwerp dat daarop lijkt. Als blijkt dat de Volkswagen Crafter niet in de garage aan de [adres 2] past, moet de lading in andere busjes worden overgeladen, terwijl de lading moet worden bewaakt. Als [medeverdachte 4] later met de Mercedes Vito op de [adres 2] komt, wordt hij vergezeld door [medeverdachte 3] die daarbij ook een vuurwapen bij zich draagt. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat het gaat om een kostbare illegale lading. Op de [adres 2] doen anderen een poging de lading van de Mercedes Vito te stelen, of een deel daarvan. Ook deze personen gebruiken daarbij een vuurwapen. Bij zijn laatste rit hopen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] dat het snel klaar is in verband met de politie die in de buurt aanwezig is. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat het gaat om een kostbare illegale lading.
De woningen waar de lading van de bussen wordt afgeleverd, worden gebruikt als stashes; geheime plekken waar verdovende middelen worden opgeslagen. Uit de communicatie wordt duidelijk dat het niet de bedoeling is dat de chauffeurs weten waar deze woningen zich precies bevinden in het wooncomplex waar zij de garage binnenrijden. In deze woningen worden goederen aangetroffen die worden gebruikt bij het verpakken van verdovende middelen, zoals huishoudfolie, zwarte tape en vacumeermachines.
In de woning [adres 2] worden 68 blokken cocaïne aangetroffen. Op deze blokken was een logo aangebracht dat bestaat uit een gespiegelde E en een B. Ook wordt in deze woning een schrift gevonden met een lijstje met steeds een datum, met daarachter onder meer een logo en daarachter een getal. De logo’s lijken sterk op de logo’s op de verpakkingen van de aangetroffen blokken cocaïne. Op de telefoon van [medeverdachte 4] is een foto aangetroffen van een wit blok met eenzelfde logo. Deze foto is gemaakt op 30 september 2021.
Het hof stelt dan ook vast dat een deel van de lading moest worden afgeleverd op de [adres 2] in Amsterdam die op dat moment als opslagplek voor cocaïne werd gebruikt. De daar aangetroffen aantekeningen en de foto op de telefoon van [medeverdachte 4] wijzen erop dat de opslag van cocaïne niet plaatsvond op één moment, er werden namelijk meerdere data genoteerd met dezelfde symbolen die waren aangebracht op de blokken cocaïne. Ook aantekeningen in de telefoon van [medeverdachte 2] wijzen erop dat het ging om een handel gedurende een langere tijd. Op de telefoon van [medeverdachte 2] is een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 2] en ‘ [bijnaam 9] ’ op 17 oktober 2021. Dat gesprek gaat over rekeningen en betalingen. [medeverdachte 2] gaat aan [bijnaam 3] vragen of hij ergens notities heeft liggen. Vervolgens worden notities uitgewisseld. Op deze notities komen verschillende data voor, aantallen en onder meer de woorden ‘boliv’ en ‘colo’. Het hof leest deze termen als verwijzingen naar Bolivia en Colombia, bekende bronlanden van cocaïne.
Al de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden wijzen erop dat het vervoer betrekking had op cocaïne. Een solide aanknopingspunt dat het vervoer op 4 november 2021 betrekking had op andere goederen of andere stoffen, ontbreekt. De verdachten hebben evenmin een verklaring afgelegd die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt dat het gaat om cocaïne. Onder al deze omstandigheden stelt het hof vast dat op 4 november 2021 een grote hoeveelheid cocaïne is vervoerd, in twee busjes werden elk (ongeveer) 600 kilo vervoerd en in één busje (ongeveer) 800 kilo.
4.2.3.6. Conclusie
Het hof leidt uit de hiervoor beschreven gebeurtenissen met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het vervoeren van 2.060 kilo cocaïne op 4 november 2021 het volgende af.
[verdachte] heeft op 4 november 2021 in de parkeergarage van de woning aan de [adres 2] de Volkswagen Crafter en de Mercedes Vito opgewacht. Toen hij rond acht uur die ochtend de parkeergarage inliep, kwam de Volkswagen Crafter net aanrijden. De bus bleek te hoog voor de parkeergarage, waarna [verdachte] weer naar boven vertrok. Enkele uren later reden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de Mercedes Vito de parkeergarage in. Daar stond [verdachte] hen al met twee lege koffers op te wachten. Nadat onder dreiging van een vuurwapen werd geprobeerd die lading te stelen, is de verdachte in de laadruimte van de Mercedes Vito gestapt. De lading uit de Mercedes Vito werd daarna afgeleverd bij de [adres 5] . Uit de communicatie rond de aflevering op de [adres 5] blijkt dat het ging om 500 kilo, ze waren namelijk al bijna twee uur op straat ‘with 500 inside’.
[verdachte] heeft verklaard dat hij die dag op verzoek twee koffers naar de parkeergarage heeft gebracht en niet wist wat er in de bussen zat. Het hof vindt de verklaring van [verdachte] niet geloofwaardig. [verdachte] bevond zich tijdens de rit naar de [adres 5] in de laadruimte van de Mercedes Vito, te midden van de lading cocaïne. Daar komt bij dat [verdachte] verbleef in een woning waar een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, terwijl hij in de parkeergarage van die woning met lege koffers twee bussen met een lading cocaïne heeft opgewacht. Dat wijst er op dat deze lading was bedoeld om door hem te worden uitgeladen en naar de woning te worden gebracht. [verdachte] moet onder die omstandigheden met die inhoud daarvan bekend zijn geweest. Zoals hierna nog zal worden uitgelegd, gelooft het hof evenmin dat de verdachte niet op de hoogte was van de 68 kilo cocaïne in de woning.
Het hof acht daarom bewezen dat [verdachte] zich op 4 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en vervoeren van 500 kilo cocaïne.
4.3.
Het onder 1 tenlastegelegde (68 kilo)
4.3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat [verdachte] samen met anderen 68 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad in de woning aan de [adres 2] .
4.3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat niet is gebleken dat hij wetenschap heeft gehad van en beschikkingsmacht heeft gehad over 68 kilo cocaïne in de woning aan de [adres 2] .
4.3.3.
Oordeel van het hof
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte 3] in de woning aan de [adres 2] in Amsterdam verbleef. In één van de slaapkamers van die woning zijn 68 blokken met elk een gewicht van iets meer dan een kilo aangetroffen. De inhoud bleek cocaïne te zijn.
[verdachte] heeft verklaard dat hij via een Albanese kennis in de woning kon verblijven en dat hij niet wist dat er cocaïne in de woning lag.
Het hof vindt de verklaring van [verdachte] niet geloofwaardig. Behalve dat hij geen antwoord heeft willen geven op nadere vragen over via wie, hoe en wanneer hij in die woning terecht is gekomen, lag de aanzienlijke hoeveelheid cocaïne niet in een afgesloten ruimte, afgeschermd of uit het zicht, in bijvoorbeeld één van de kasten in de woning. De aangetroffen hoeveelheid cocaïne vertegenwoordigt bovendien een aanzienlijke waarde en zal om die reden niet zomaar in een woning bewaard worden, zonder dat degene die daar verblijft daarvan op de hoogte is. Het is onwaarschijnlijk dat de belanghebbenden bij deze cocaïne zo’n groot risico zouden willen nemen. Bovendien weegt het hof mee dat [verdachte] ook betrokken was bij het vervoer van een andere partij cocaïne, zoals hiervoor is vastgesteld.
Het hof acht daarom bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 68 kilo cocaïne.
4.4.
Het onder 3 tenlastegelegde (vuurwapen en munitie)
4.4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie acht bewezen dat de verdachte medepleger is van opzettelijk wapen- en munitiebezit, mede gezien zijn voortgezette verblijf in de directe omgeving van [medeverdachte 3] van wie [verdachte] kennelijk wist dat die goed bewapend was. Daarbij is opmerkelijk dat op het wapen DNA-sporen zijn aangetroffen die het openbaar ministerie aanmerkt als lichaamssporen van [verdachte] .
4.4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht [verdachte] van dit feit vrij te spreken. Het wapen is aangetroffen onder [medeverdachte 3] en is op de beelden zichtbaar in zijn handen. Het enkele DNA-mengprofiel met kenmerken van [verdachte] is volgens de verdediging onvoldoende om hem aan te merken als medepleger van opzettelijk aanwezig hebben van een vuurwapen.
4.4.3.
Oordeel van het hof
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij een vuurwapen ‘voorhanden’ heeft gehad. Voor het bewijs van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De rechtspraak van de Hoge Raad spreekt in dit verband over ‘een meerdere of mindere mate’ van bewustheid; het gaat erom dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zich daarvan bewust was.
Daarnaast moet uit het bewijs volgen dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. In bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen of de munitie niet voor het oordeel dat de verdachte dat wapen of die munitie voorhanden had. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen of munitie van een ander in handen krijgt of wanneer iemand onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen.
Wanneer het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is ten laste gelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen of munitie.
[verdachte] wordt verweten dat hij samen met één of meer anderen een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Het betreft het vuurwapen dat [medeverdachte 3] bij zich droeg en tevoorschijn haalde op het moment dat de onbekend gebleven mannen de inhoud van de Mercedes Vito wilden afpakken. Duidelijk is dat [verdachte] niet zelf het vuurwapen feitelijk in handen had. De vraag is dan of hij zo nauw en bewust met [medeverdachte 3] heeft samengewerkt dat geconcludeerd moet worden dat hij het vuurwapen als medepleger voorhanden heeft gehad.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] de cocaïne in de woning aan de [adres 2] voorhanden had en dat hij tot taak had een nieuwe partij cocaïne in ontvangst te nemen. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat hij betrokken was bij de bewapende rit naar de [adres 2] toe. Op het moment dat hij de cocaïne naar boven zou brengen, verschenen gewapende overvallers, trok [medeverdachte 3] een vuurwapen, ging [verdachte] – kennelijk onverwacht – ook de bestelbus in en reed deze weg. Nergens uit blijkt dat [verdachte] op deze gang van zaken enige invloed heeft kunnen uitoefenen. Als [verdachte] zich in die tijd bewust is geworden van het feit dat [medeverdachte 3] in de cabine een wapen in zijn bezit had, volgt daaruit nog niet dat hij daarover ook mede de beschikkingsmacht had. Daarvoor ontbreekt bewijs. Het feit dat op het wapen ook sporenmateriaal is aangetroffen dat matcht met DNA-profiel van [verdachte] maakt deze conclusie niet anders, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer en hoe dat sporenmateriaal op het wapen is terecht gekomen.
Het voorgaande betekent dat [verdachte] van feit 3 moet worden vrijgesproken.
4.5.
Het onder 4 tenlastegelegde (witwassen € 7.350,00)
4.5.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie acht bewezen dat [verdachte] een bedrag van € 7.350,00 heeft witgewassen, gelet op het witwasvermoeden en het uitblijven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van dit bedrag.
4.5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van dit feit. Omdat [verdachte] ontkent dat het geld in het tasje van hem was, had het openbaar ministerie nader onderzoek moeten doen, door het horen van – in elk geval – [medeverdachte 3] . Ook [medeverdachte 2] had kunnen worden bevraagd. Nu [medeverdachte 3] niet tijdig voor de zitting in hoger beroep naar Nederland kon komen, is sprake van een ‘open eindje’.
4.5.3.
Oordeel van het hof
[verdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € 7.350,00. Dat geld is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] en zat in een schoudertasje dat op de plank onder de salontafel lag. De verdachte ontkent dat dit geld van hem was. Die verklaring acht het hof ongeloofwaardig, omdat in het tasje ook een legitimatiebewijs van de verdachte zat en hij in de woning verbleef. De verdachte heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij de ochtend van 4 november 2021 zijn portemonnee (met daarin het legitimatiebewijs) die op de salontafel lag, op de plank eronder heeft gelegd waarbij de portemonnee “misschien” in het schoudertasje is terecht gekomen. De verdachte heeft die verklaring pas afgelegd in hoger beroep nadat duidelijk was welk bewijs beschikbaar was en nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het oordeel van de rechtbank. Nog daargelaten dat de verklaring geen stellige bewering inhoudt hoe het is gegaan, is het onwaarschijnlijk dat een portemonnee op die manier zomaar in een tasje terechtkomt. Het hof vindt deze verklaring ongeloofwaardig. De verklaring wordt ook niet ondersteund door de dossierstukken en is ook niet aannemelijk geworden. De vraag is dan of dit geld afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor het bewijs dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte had een relatief groot contant geldbedrag ter beschikking, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring geen werk had en hij betrokken was bij de opslag van cocaïne. Onder deze omstandigheden is er sprake van een vermoeden van witwassen. Een verklaring die wijst op een legale herkomst heeft de verdachte niet gegeven.
Het hof stelt onder deze omstandigheden vast dat het niet anders kan dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Dat leidt tot de conclusie dat het ten laste gelegde witwassen kan worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne;
2.
primairhij op 4 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 500 kilogram cocaïne;
4.
hij op 4 november 2021 te Amsterdam, een voorwerp te weten een contant geldbedrag van (in totaal) ongeveer 7.350,- euro, heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Hetzelfde geldt voor het onder 4 bewezenverklaarde. Niet is gesteld, gebleken of aannemelijk geworden dat het gaat om geld dat onmiddellijk afkomstig is uit een misdrijf dat de verdachte zelf heeft gepleegd.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit.

8.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en, gelet hierop, geen gevangenisstraf op te leggen die in duur langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft meegewerkt aan een georganiseerd transport van een zeer grote partij cocaïne. Ongeveer 2.060 kilo is van Voorschoten naar een aantal woningen in Amsterdam en naar een locatie in Den Haag vervoerd. Het transport vond plaats onder gewapende begeleiding. Uit onderschepte conversaties wordt duidelijk dat het vervoer werd gecoördineerd en dat de plannen werden gewijzigd bij tegenslag, zoals een te hoge bus voor een parkeergarage en een poging een deel van de partij cocaïne te ‘rippen’ bij één van de afleveradressen. Op deze manier werd door de verdachte en de medeverdachten een voorraad cocaïne afgeleverd die – gezien de omvang – niet anders dan voor handelsdoeleinden bedoeld kan zijn.
De verdachte verbleef in een woning in Amsterdam waar een deel van de cocaïne uit Voorschoten naartoe werd gebracht. Hij stond klaar in de parkeergarage met koffers, aanvankelijk om ongeveer 600 kilogram uit het busje in ontvangst te nemen. De tweede keer werd er 500 kilo cocaïne gebracht. Toen dat mis ging, is hij in het busje gestapt en meegereden naar een ander afleveradres. In de woning waar de verdachte verbleef ,werd ook nog eens 68 kilogram cocaïne van kennelijk een andere partij aangetroffen, die hij samen met een medeverdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof houdt de verdachte verantwoordelijk voor het deel van de cocaïne waarbij hij betrokken is geweest.
De verspreiding van en handel in cocaïne en – in het verlengde daarvan – het gebruik ervan, veroorzaken een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, onrust in de samenleving en leiden veelal (direct en indirect) tot diverse vormen van (eveneens zware) criminaliteit. Gezien de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd, komt voor dit feit slechts een langdurige gevangenisstraf in aanmerking. Het hof houdt rekening met straffen die meestal worden opgelegd in soortgelijke zaken waarbij het gaat om het vervoer van grote hoeveelheden cocaïne of vergelijkbare stoffen.
De verdachte heeft daarnaast € 7.350 witgewassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast werkt het faciliterend voor ander strafbaar handelen. Ten opzichte van de forse gevangenisstraf die passend wordt geacht voor de andere feiten, weegt het hof dit feit niet mee bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf. Wel zal het hof dat geldbedrag verbeurd verklaren.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van 19 februari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Het hof weegt dit strafblad niet in het voor- of nadeel van de verdachte mee.
De verdediging heeft verzocht de verdachte geen hogere straf op te leggen dan de ondergane voorlopige hechtenis. Gezien de ernst van de feiten die bewezen worden verklaard, is het hof echter van oordeel dat een hogere straf op zijn plaats is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof moet echter vaststellen dat in hoger beroep de zogenoemde redelijke termijn is geschonden. De verdachte heeft in hoger beroep een periode van 22 maanden doorgebracht in voorlopige hechtenis. In dat geval geldt als uitgangspunt dat het hoger beroep moet zijn afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is gestart, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Het hoger beroep is (door het openbaar ministerie) ingesteld op 27 januari 2023 terwijl op 17 april 2025 uitspraak wordt gedaan. Dit is een periode van bijna 27 maanden zodat de redelijke termijn met bijna elf maanden is overschreden. Om die reden wordt de op te leggen gevangenisstraf verminderd met zes maanden. Aan de verdachte zal dus een gevangenisstraf worden opgelegd van vier jaar.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Beslag

De hierna te noemen, nog niet teruggegeven, voorwerpen zijn onder de verdachte in beslag genomen:
(1) 7350 EUR (goednummer: 6117643);
(2) 1 STK Document (goednummer: 6117619);
(3) 61 STK Verdovende middelen (cocaïne crack) (goednummer: 6117640);
(4) 13 STK Handschoen (zwart) (goednummer: 6117597);
(5) 1 STK Tandenborstel (blauw) (goednummer: 6117620);
(6) 2 STK Handschoen (geel) (goednummer: 611762);
(7) 1 STK Huishoudartikel (Allpax) (goednummer: 6117603);
(8) 1 STK Weegschaal (wit) (goednummer: 6117606);
(9) 7 STK Verdovende middelen (cocaïne crack) (goednummer: 6117752);
(10) 1 STK Fust (goednummer: 6119038);
(11) 1 STK Simkaart (goednummer: 6117583);
(12) 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 6117589);
(13) 1 STK Telefoontoestel (iPhone, zwart) (goednummer: 6117594);
(14) 1 STK Telefoontoestel (Samsung) (goednummer: 6117598).
De verdachte heeft afstand gedaan van de onder hem inbeslaggenomen voorwerpen, zodat het hof ten aanzien van die voorwerpen geen beslissing hoeft te nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.