ECLI:NL:GHAMS:2025:1176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
23-002036-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. van der Meer
  • L. Jansen
  • R. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een snelheidsovertredingszaak met aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 januari 2022 te Amsterdam met een snelheid van ongeveer 155 kilometer per uur heeft gereden op de A10, waar een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur gold. Dit betekent dat de verdachte de maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak, aangezien tegen een vrijspraak geen hoger beroep mogelijk is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde, dat de verdachte de snelheidsovertreding heeft begaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 980,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geen bijzondere redenen gezien om de ontzegging voorwaardelijk op te leggen. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002036-23
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer
96-039539-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 en 13 maart 2025 en 17 april 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen deze beslissing tot vrijspraak. Tegen een beslissing tot vrijspraak is echter geen hoger beroep mogelijk. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A10, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 155 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vernietiging vonnis

Het vonnis van de politierechter zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan op grond van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 4 januari 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A10, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van 155 kilometer per uur.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.

Bewijsmiddelen

Het hof volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen omdat de verdachte in hoger beroep het bewezenverklaarde heeft bekend en door hem of zijn raadsman geen vrijspraak is bepleit.
1.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van

13 maart 2025.

2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022002195-1 van 4 januari 2022,

in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (pagina’s 3-5).

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 980,00, subsidiair 19 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en eventueel een hogere geldboete op te leggen, omdat de verdachte voor zijn werk een auto moet kunnen besturen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met 55 kilometer per uur overschreden. Een dergelijke snelheidsoverschrijding kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een snelheidsovertreding. Gelet op de straffen die meestal in vergelijkbare gevallen worden opgelegd is een forse geldboete en een onvoorwaardelijke rijontzegging dan ook op zijn plaats. Het hof ziet in hetgeen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 4 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover het verder aan het oordeel van het hof is onderworpen, en doet voor dat deel opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 980,00 (negenhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.