ECLI:NL:GHAMS:2025:1178

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
23-002936-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in een jeugdzaak betreffende openlijk geweld met een aangepaste strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 5 december 2024 door de kinderrechter was veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, voor openlijk geweld. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 april 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf had geëist. De verdachte had samen met een medeverdachte een slachtoffer, dat een sticker met een transvlag op een lantaarnpaal had geplakt, onderuit geschopt en beledigende teksten geroepen. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die tot de queer community behoort, in overweging genomen. Het hof heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming meegewogen, die een werkstraf adviseerde in plaats van een leerstraf. Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis van de kinderrechter te bevestigen, met een aangepaste strafmotivering, en heeft het artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegepast. Het hof benadrukt dat openlijk geweld onaanvaardbaar is en dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002936-24
datum uitspraak: 1 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 december 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-010047-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2008,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof
- op pagina 9 van het proces-verbaal onder het kopje ‘De opgelegde straf of maatregel’ de strafmotivering vervangt door de navolgende strafmotivering:
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, waarvan 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof volstaat met het opleggen van een straf zoals door de kinderrechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Kort nadat het slachtoffer een sticker met een transvlag op een lantaarnpaal had geplakt werd hij door de verdachte en de medeverdachte onderuit geschopt. De jongens riepen daarbij “ Wat ga je homo stickers plakken homo” en andere discriminerende/beledigende teksten over homo’s. Het slachtoffer stond op en kreeg vervolgens van de verdachte een harde trap tegen zijn hoofd. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan pijn en letsel ondervonden. Ook overigens heeft het uitgeoefende geweld veel impact op het slachtoffer gehad. Het slachtoffer behoort tot de queer community en voelt zich door het gebeuren aangetast in zijn identiteit. Ook had het slachtoffer nadien last van gevoelens van machteloosheid, onveiligheid en angst.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een jeugdige
first offendervan openlijk geweld tegen personen 40 uur taakstraf genoemd.
Het hof stelt voorop dat het tegen het slachtoffer aangewende openlijk geweld volstrekt onaanvaardbaar is. Een ieder, inclusief diegenen die behoren tot de queer community, dient zich veilig en onbevreesd over straat te kunnen bewegen.
Het hof heeft kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: Raad) van 15 november 2024. De Raad overweegt hierin dat gelet op de verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd en de uitlatingen van de vader van de verdachte het door de verdachte aangewende geweld niet lijkt te zijn ingegeven door intrinsiek negatieve gedachten bij de verdachte over homoseksualiteit. Om deze reden adviseert de Raad het hof dan ook niet een leerstraf maar een werkstraf op te leggen.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte inmiddels heeft deelgenomen aan een
mediationtraject, waar binnen hij een lang gesprek met het slachtoffer heeft gevoerd, zijn excuses aan het slachtoffer heeft aangeboden en spijt heeft betuigd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven dat dergelijk handelen niet meer zal gebeuren en hij geleerd heeft van zijn fout; zijn vader heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Tot slot weegt het hof mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, evenals de kinderrechter, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, subsidiair 10 (tien) dagen jeugddetentie passend en geboden.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf op te leggen gelet op het feit dat de verdachte thans in een schorsing van voorlopige hechtenis loopt in een andere strafzaak (parketnummer 13-047161-25) waarbinnen hij zich aan algemene en bijzondere voorwaarden dient te houden en onder toezicht van de jeugdreclassering staat.
- de door de kinderrechter gebezigde bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest
- artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toegepaste artikelen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. D. Radder en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 mei 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]