ECLI:NL:GHAMS:2025:1179

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
23-001072-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter in jeugdzaak

Op 17 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 april 2024 was gewezen in de gevoegde strafzaken met de parketnummers 13-138544-23 en 13-266153-23. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2008, die in hoger beroep ging tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 17 april 2025 heeft de advocaat-generaal verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, onder verwijzing naar artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek werd ondersteund door de raadsman en de verdachte zelf, die te kennen gaven het hoger beroep niet langer te willen handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang meer is dat een nader onderzoek rechtvaardigt, en heeft de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001072-24
datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 april 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-138544-23 en 13-266153-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft ter terechtzitting kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, er toe strekkende dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en van het gelijkluidende standpunt van de raadsman en de verdachte.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Nu door en namens de verdachte ter terechtzitting te kennen is gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet langer wil handhaven, moet hij geacht worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken, zodat hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, meer in het bijzonder ook niet van de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. W.F. Groos en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.