ECLI:NL:GHAMS:2025:1181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
23-002839-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in leerplichtzaak

Op 1 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 december 2024 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 3 juli 2024 niet heeft voldaan aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot de inschrijving van drie jongeren op school. De advocaat-generaal heeft in deze zaak verzocht om niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, gebaseerd op een nieuw beleid dat leerplichtzaken met richtingsbezwaren niet meer aanhangig worden gemaakt. De raadsman van de verdachte heeft zich verenigd met dit standpunt. Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vervolging niet voort te zetten, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002839-24
datum uitspraak: 1 mei 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 december 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-243906-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1977,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en het standpunt van de raadsman.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2023 tot en met 03 juli 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, als degene die het gezag uitoefende over
de jongere [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2012 en/of
de jongere [persoon 2] , geboren op [geboortedag 3] 2015 en/of
de jongere [persoon 3] , geboren op [geboortedag 4] 2018 ,
althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van
de jongere [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2012 en/of
de jongere [persoon 2] , geboren op [geboortedag 3] 2015 en/of
de jongere [persoon 3] , geboren op [geboortedag 4] 2018,
had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere(n) als leerling(en) van een school, stond(en) ingeschreven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het standpunt van de advocaat-generaal
Per e-mailbericht van 14 april 2025 heeft de advocaat-generaal aan het hof bericht dat het openbaar ministerie recent heeft besloten leerplichtzaken waarbij het in de kern gaat om de beoordeling van aangevoerde bezwaren in het kader van artikel 5b van de Leerplichtwet 1969 niet meer aan te brengen en zaken die al op zitting staan in te trekken, welk besluit is gebaseerd op een advies van het Wetenschappelijk Bureau van het openbaar ministerie. Het betreft volgens het nieuwsbericht van het openbaar ministerie zaken waarbij er door de leerplichtambtenaar geen vrijstelling is verleend vanwege richtingsbedenking tegen scholen op basis van geloofsovertuiging of levensopvatting van de ouders. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal toegelicht dat ook de onderhavige zaak onder dit nieuwe beleid valt en het hof verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte.
Het standpunt van de raadsman
Per e-mailbericht van 16 april 2025 heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat de verdediging zich kan verenigen met deze keuze van het openbaar ministerie.
Het oordeel van het hof
Aan het openbaar ministerie is de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Die beslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke beoordeling. De rechter zal bij zijn beoordeling de zienswijze van het openbaar ministerie ten aanzien van het belang bij een ingezette strafvervolging expliciet mee wegen.
Het standpunt van de advocaat-generaal komt er in de kern op neer dat zij meent dat bij de huidige stand van zaken, gelet op de door het openbaar ministerie ingezette beleidswijziging als hiervoor genoemd, er geen belang is bij voortzetting van de ingezette strafvervolging van de verdachte. In haar toelichting is sprake van een heroverweging van de opportuniteit van (verdere) vervolging: vervolging wordt niet langer opportuun geacht.
De advocaat-generaal heeft zich naar het oordeel van het hof in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen. Het niet langer voortzetten van de strafvervolging is ook niet onverenigbaar met de beginselen van een goede procesorde. Mede gelet op het standpunt van de raadsman van de verdachte als hiervoor weergegeven ziet het hof geen reden om in deze strafzaak tot een andersluidend oordeel te komen.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. W.F. Groos en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 mei 2025.
De jongste raadsheer is buten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]