ECLI:NL:GHAMS:2025:1189
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing of schorsing van de dadelijke uitvoerbaarheid van voorwaarden gekoppeld aan voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 6:6:6 Sv, ingediend door de raadsman van de verzoeker. Het verzoek betreft de opheffing of schorsing van de dadelijke uitvoerbaarheid van voorwaarden die door de rechtbank Amsterdam zijn opgelegd in een vonnis van 4 maart 2025. Deze voorwaarden zijn gekoppeld aan een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en omvatten reclasseringstoezicht. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijbehorende stukken, en heeft de advocaat-generaal en de gemachtigde raadsman van de verzoeker, mr. O.F. Qane, gehoord.
Het hof heeft het verzoek tot opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel afgewezen. Het hof oordeelt dat de noodzaak van deze maatregel nog steeds aanwezig is en dat het vonnis van de rechtbank op het eerste gezicht niet aan een gebrek lijdt. De rechtbank had de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat de verdachte een bedreiging heeft gevormd, onder andere door met een ijzeren staaf dreigende handelingen te verrichten. De verdachte heeft tijdens de zitting van de rechtbank ook uitspraken gedaan die duiden op herhalingsgevaar. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het verzoek af te wijzen.
De beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier. De advocaat-generaal brengt de beschikking ter kennis van de verdachte.