ECLI:NL:GHAMS:2025:1214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
200.341.564/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notarissen over onzorgvuldig handelen bij afwikkeling nalatenschap

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overleden erflaatster, een klacht ingediend tegen twee notarissen die betrokken waren bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder. De moeder van klaagster overleed in 2021 en had in haar testament een goed doel als enig erfgenaam benoemd. Klaagster stelde dat er bij de afwikkeling van de nalatenschap verschillende onzorgvuldigheden waren gepleegd, waaronder het onjuist berekenen van de legitieme portie met enkelvoudige rente in plaats van samengestelde rente. Klaagster heeft op 21 mei 2024 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die haar klacht ongegrond had verklaard. De notarissen hebben op 25 oktober 2024 een verweerschrift ingediend en de zaak is op 20 maart 2025 behandeld. Klaagster en haar gemachtigde zijn niet verschenen, maar hebben wel pleitnota's ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kamer waren vastgesteld en heeft de klacht van klaagster ongegrond verklaard. Het hof concludeerde dat de notarissen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen bewijs was van frauduleus handelen. De beslissing van de kamer werd bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.341.564/01 NOT
nummers eerste aanleg : 730535/ NT 23-11 en 730549/NT 23-13
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 mei 2025
inzake
[klaagster],
wonend te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
gemachtigde: R. Huijskens,
tegen

1.mr. [notaris 1] ,

notaris te [plaats B] , en
2. mr. [notaris 2],
toegevoegd notaris te [plaats B] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagster en de notarissen (respectievelijk de notaris dan wel de toegevoegd notaris) genoemd.

1.De zaak in het kort

De moeder van klaagster is in 2021 overleden. In haar testament heeft zij een goed doel tot enig erfgenaam heeft benoemd. Klaagster heeft een beroep gedaan op haar legitieme portie. Klaagster stelt dat er bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder meerdere onzorgvuldigheden hebben plaatsgevonden. Zo hebben de notarissen bij de vaststelling van de vordering uit hoofde van de legitieme portie ten onrechte gerekend met een enkelvoudige rente in plaats van een samengestelde rente.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 21 mei 2024 een beroepschrift – met bijlagen − bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 23 april 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TNORAMS:2024:10).
2.2.
De notarissen hebben op 25 oktober 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Op 10 maart 2025 hebben de notarissen een aanvullende productie ingediend.
2.4.
Klaagster heeft eveneens per e-mailbericht van 10 maart 2025 en 18 maart 2025 aanvullende producties in het geding gebracht. De notarissen hebben op 11 maart 2025 bezwaar gemaakt tegen de indiening van (een deel van) de producties behorend bij het e-mailbericht van 10 maart 2025 omdat deze (deels te laat ingediende) producties (deels) kunnen worden aangemerkt als een repliek, waarvoor geen toestemming was gegeven. Klaagster heeft hierop dezelfde dag gereageerd. Het hof ziet aanleiding om alle aanvullende producties van klaagster aan het procesdossier toe te voegen. Het hof zal deze producties derhalve in de beoordeling betrekken.
2.5.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2025. De notarissen, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notarissen aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
Klaagster heeft het hof en de notarissen op voorhand een pleitnota doen toekomen. Klaagster en haar gemachtigde zijn, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
De vader van klaagster (hierna: erflater) is overleden [in] 1980. Bij testament van 22 september 1977 heeft erflater zijn uiterste wil laten vastleggen.
3.2.
De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is [in] 2021 overleden. Bij testament van 26 november 2020 heeft zij een goede doelen stichting als enig erfgenaam benoemd.
3.3.
Klaagster en haar twee broers hebben een beroep op de legitieme gedaan.
3.4.
De Stichting Bewind en Executele Abma Schreurs (hierna: de executeur of de stichting) is als de (opvolgend) executeur in de nalatenschap van erflaatster belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De notarissen handelen in opdracht van de executeur. Ter afwikkeling van de nalatenschap dienden de notarissen een beschrijving op te maken van de samenstelling en de omvang ervan, als ook van de omvang van de legitimaire massa.
3.5.
Vanaf 22 januari 2021 tot heden heeft klaagster gecorrespondeerd met de notarissen over de afwikkeling van de nalatenschap. Ook hebben diverse gesprekken op kantoor en via de telefoon plaatsgevonden.
3.6.
Bij brief van 28 december 2021 heeft de toegevoegd notaris aan de toenmalige advocaat van klaagster een aantal stukken toegestuurd, waaronder het concept van de akte “
Beschrijving samenstelling en omvang nalatenschap en vaststelling legitieme porties”, de akte boedelbeschrijving nalatenschap van erflater van 16 januari 1985 (gepasseerd door een andere notaris) en de akte aanvulling scheiding en deling van 11 december 2014 (gepasseerd door weer een andere notaris; hierna: de akte van 11 december 2014).
De toegevoegd notaris heeft, onder meer, aan de advocaat van klaagster geschreven: “
Tot 1 januari 2001 was de Wet Inkomstenbelasting 1964 van kracht. Tot die tijd werd alleen gerekend met enkelvoudige rentes, juist ook om te voorkomen dat er over de (niet opeisbare) vorderingen van de kinderen inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn.(..) In de akte van 2014 heeft men een rente aangehouden van 5%, enkelvoudige rente. In de akte is ook een onderscheid gemaakt tussen de rente tot 1 januari 2001 en de rente vanaf 1 januari 2001, zoals ook met de uitbetaalde bedragen (in ieder geval met de uitbetaling aan de twee zonen ter gelegenheid van de ondertekening van de akte) rekening is gehouden met de betreffende periodes. (..) Gezien al het vorenstaande komt het de executeur logisch voor dat de executeur bij de berekening van de legitieme porties uit gaat van de vordering uit de nalatenschap van vader voor ieder van de kinderen zoals opgenomen in de akte van 2014; gerekend dus met enkelvoudige rente.(..)De berekening van de legitieme porties is op dit moment nog niet definitief te maken, niet alleen omdat uw cliënte een ander standpunt heeft over haar vordering uit de nalatenschap van vader (ten opzichte van de akte uit 2014), maar ook omdat uw cliënte nog niet heeft opgegeven welke schenkingen zij heeft ontvangen vóór januari 2016. Die opgave is van belang voor vaststelling van de legitimaire massa (..).
3.7.
Ten aanzien van de schuld van de nalatenschap van erflaatster aan klaagster heeft de executeur in de ontwerpakte van 28 december 2021 opgenomen: “
Mevrouw[naam klaagster]
(..) heeft zich blijkens diverse brieven gericht aan de executeur, op het standpunt gesteld (kort samengevat) dat wat haar betreft de akte van 11 december 2014 op onjuiste wijze tot stand is gekomen alsmede dat over de periode vanaf datum overlijden van de erflater tot en met datum uitbetaling van de schuld, door de erflaatster een samengestelde rente verschuldigd is over de schuld zoals deze is ontstaan ter gelegenheid van het overlijden van de erflater.(..)
3.8.
Op 28 december 2022 heeft de stichting, klaagster en haar broers gedagvaard voor de rechtbank Noord-Holland en gevorderd om een verklaring voor recht af te geven over het geschil tussen de executeur en klaagster.
3.9.
Het standpunt van de executeur is blijkens de inleidende dagvaarding dat de overeenkomst vastgelegd in de akte van 11 december 2014 rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat de vordering van klaagster en haar broers vanaf de dag van overlijden van erflater tot en met de datum van betaling vermeerderd moet worden met een enkelvoudige rente. De vordering van klaagster op de nalatenschap van erflaatster, althans haar vordering gebaseerd op haar erfdeel uit de nalatenschap van erflater is volgens de executeur pro resto groot € 31.610,34.
3.10.
Bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie heeft klaagster de rechtbank Noord-Holland verzocht voor recht te verklaren:
  • dat de akte van 11 december 2014 nietig is, althans dient te worden vernietigd, althans niet kan worden gebruikt door de executeur voor de bepaling van de omvang van de nalatenschappen van erflaters (vader en moeder) en eveneens niet kan worden gebruikt voor de daaruit voortvloeiende berekening betreffende de vorderingen van klaagster op de nalatenschap van erflater en, vervolgens niet kan worden gebruikt voor de berekening van de legitieme portie met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster;
  • dat klaagster recht heeft op een bedrag zoals door erflater in zijn testament van 22 september 1977 is genoemd, althans is bedoeld, vermeerderd met de door de executeur te berekenen samengestelde rente, waarna de executeur dient te berekenen wat de legitieme portie van klaagster in de nalatenschap van erflaatster is.
3.11.
Bij vonnis van 17 januari 2024 heeft de rechtbank Noord-Holland, conform de vordering van de stichting, bepaald dat de vordering van klaagster uit hoofde van de nalatenschap van erflater op de nalatenschap van erflaatster € 31.610,34 bedraagt en dat de legitieme vordering van klaagster in de nalatenschap van erflaatster € 103.031,25 bedraagt.
De vordering in reconventie van klaagster (en haar broers) heeft de rechtbank afgewezen. Ten aanzien van de akte van 11 december 2014 overwoog de rechtbank: “
De rechtbank ziet niet in welk belang[naam klaagster]
heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. Niet is komen vast te staan dat de akte uit 2014 enige wijziging heeft gebracht in haar aanspraken uit hoofde van de nalatenschap van vader en/of moeder, noch wat de hoofdsom betreft noch de rente.
Bij arrest van dit gerechtshof van 12 november 2024 is klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep van dit vonnis.
3.12.
Op 23 december 2024 is door de toegevoegd notaris de akte “
Beschrijving samenstelling en omvang nalatenschap en vaststelling legitieme porties” gepasseerd.

4.De klacht

Klaagster verwijt de notarissen, kort samengevat, het volgende.
1. Door frauduleus handelen van de toegevoegd notaris gaat het grootste deel van de nalatenschap naar de erfgenaam en wordt de preferente schuld van klaagster verduisterd. De akte van 11 december 2014 is volgens klaagster vals, ter misleiding van klaagster: die akte is gepasseerd zonder volmacht van klaagster.
2. De toegevoegd notaris heeft klaagster ten onrechte gesommeerd om een lijstje met ontvangen gelden van haar moeder bij leven door te geven.
3. De toegevoegd notaris heeft een voorlopige aangifte erfbelasting gedaan zonder medeweten van klaagster.
4. De notarissen hebben na het overlijden van erflaatster verzuimd de akte van 16 januari 1985 aan klaagster te sturen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notarissen ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 1
5.2.
De kamer heeft deze klacht ongegrond verklaard en heeft daarbij het volgende overwogen:
- voor de notarissen was er in eerste instantie geen enkele aanleiding om bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster niet aan te sluiten bij de akte van 11 december 2014. Uit deze akte volgt dat de bij de akte betrokken partijen, waaronder klaagster, de rente zoals vermeld in het testament van erflater hebben vastgesteld op 5% enkelvoudig;
- het standpunt van klaagster dat erop neer komt dat in het testament van erflater duidelijk staat welke rente over de zogenoemde kindsdelen verschuldigd is, volgt de kamer niet. De bewoordingen van het testament zijn naar het oordeel van de kamer op dit punt niet duidelijk;
- pas wanneer de omvang van de nalatenschap van erflaatster is bepaald kunnen de schuldeisers betaald worden. In deze volgordelijkheid past de door klaagster gebruikte term ‘preferent’ niet, zoals de notarissen terecht hebben opgemerkt. Anders dan klaagster stelt, is van een eindberekening dan ook nog geen sprake. Alleen al daarom valt op geen enkele wijze te begrijpen dat klaagster de toegevoegd notaris het verwijt maakt van fraude, verduistering of witwassen. Integendeel, de feiten laten zien dat de notarissen tot op de dag van vandaag uiterst zorgvuldig te werk zijn gegaan.
5.3.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daaraan toe dat uit het door de notarissen overgelegde arrest van dit gerechtshof van 12 november 2024 blijkt dat het genoemde vonnis van 17 januari 2024 van de rechtbank Noord-Holland inmiddels onherroepelijk is geworden (zie 3.11). Van een eindberekening is derhalve inmiddels wél sprake. Anders dan klaagster opnieuw stelt in hoger beroep, is het hof op geen enkele wijze gebleken van frauduleus handelen van de toegevoegd notaris.
Klachtonderdeel 2
5.4.
De kamer heeft ook deze klacht ongegrond verklaard en heeft daarbij, kort samengevat, het volgende overwogen:
- klaagster dient opgave te doen van de door haar ontvangen schenkingen in verband met de berekening van de legitimaire massa;
- ook als klaagster meent dat erflaatster de bedragen onverschuldigd aan haar heeft betaald, is dat reden voor de executeur om opgave van de ontvangen bedragen te verlangen.
5.5.
Het hof verenigt zich ook met dit oordeel van de kamer en verwijst daarnaar.
Klachtonderdelen 3 en 4
5.6.
De kamer heeft ook deze klachten ongegrond verklaard waarbij de kamer, kort samengevat, heeft overwogen dat de notarissen alleen een verzoek tot het opleggen van een voorlopige aanslag hebben ingediend. De voorlopige aanslag is op basis van dat verzoek op 11 augustus 2021 door de belastingdienst toegezonden. Het opvragen van een voorlopige aanslag erfbelasting behoort tot de taak van de executeur. Niet valt in te zien dat de toegevoegd notaris op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld.
5.7.
Ook de klacht dat de notarissen hebben verzuimd om aan klaagster de akte van 16 januari 1985 te sturen is door de kamer ongegrond verklaard wegens het ontbreken van een feitelijke grondslag. De notarissen hebben deze akte op 20 augustus 2021 in de
cliënt portalgeplaatst. Klaagster heeft de akte op 21 augustus 2021 gedownload. Ook hebben de notarissen de akte van 16 januari 1985 bij hun brief van 28 december 2021 gevoegd.
5.8.
Ook ten aanzien van de klachtonderdelen 3 en 4 sluit het hof zich aan bij de overwegingen van de kamer en maakt die tot de zijne. Het beroepschrift van klaagster, het verweerschrift van de notarissen en de verdere behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan de kamer. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notarissen is ook het hof niet gebleken. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
5.9.
De slotsom luidt dat het hof tot dezelfde beslissing komt als de kamer. Het hof zal de beslissing van de kamer bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, J.W.M. Tromp en
Th.W. van Grafhorst en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door de rolraadsheer.