ECLI:NL:GHAMS:2025:1216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
200.346.744/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ongegrond verklaard verzet inzake klacht tegen notaris

In deze zaak heeft klaagster hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, waarbij haar verzet tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer ongegrond is verklaard. Klaagster is van mening dat haar klacht tegen de notaris niet correct is behandeld en dat er geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer op grond van artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt (Wna). De notaris heeft geen verweerschrift ingediend en klaagster heeft aanvullende producties ingediend. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 heeft het hof alleen de ontvankelijkheid van het hoger beroep behandeld. Klaagster heeft haar bezwaren naar voren gebracht, maar het hof heeft geen gronden gevonden om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken. Het hof concludeert dat er geen fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.346.744/01 NOT
nummers eerste aanleg : 730547 / NT 23-12
738125 / NT 23-30 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 mei 2025
inzake
[klaagster],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] ,
appellante,
gemachtigde: R. Huijskens,
tegen
mr. [notaris],
notaris te [plaats A] , gemeente [gemeente 2] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is in hoger beroep gekomen van een beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) waarbij het door klaagster ingediende verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer geheel ongegrond is verklaard. Op grond van artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Klaagster is het niet eens met de beslissing van de kamer en wil dat in hoger beroep haar klacht tegen de notaris nog eens in behandeling wordt genomen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 21 mei 2024 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer van 9 november 2023 tussen partijen gegeven onder nummer 738125 / NT 23-30. Op 7 november 2024 heeft klaagster een aanvulling op haar beroepschrift (over de ontvankelijkheid van het hoger beroep) ingediend.
2.2.
De notaris heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om (over de ontvankelijkheid) bij het hof een verweerschrift in te dienen.
2.3.
Klaagster heeft op 10 maart 2025 en op 18 maart 2025 aanvullende producties bij het hof ingediend. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris verklaard geen bezwaar te hebben tegen toevoeging van deze stukken aan het procesdossier.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2025. Het hof heeft partijen vooraf laten weten tijdens deze zitting alleen de ontvankelijkheid van het hoger beroep te zullen behandelen. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klaagster heeft het hof en de notaris op voorhand een pleitnota doen toekomen. Klaagster en haar gemachtigde zijn, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Klaagster heeft op 10 februari 2023 bij de kamer een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft op 12 april 2023 een verweerschrift ingediend. De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 31 juli 2023 de klacht als deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen die beslissing heeft klaagster verzet ingesteld bij de kamer. Bij de bestreden beslissing heeft de kamer het verzet geheel ongegrond verklaard.
3.2.
In het algemeen staat − op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wna − tegen een beslissing van de kamer op een klacht het rechtsmiddel van hoger beroep bij dit hof open. Artikel 99 Wna bepaalt echter in lid 19 dat tegen de beslissing van de kamer waarbij het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de bestreden beslissing. Van dit rechtsmiddelenverbod kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden worden afgeweken, onder meer indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Klaagster stelt dat zij het niet eens is met de beslissing(en) van de kamer. Volgens klaagster blijkt uit de door haar ingediende stukken dat de wet/het recht en de laatste wil van haar in 1980 overleden vader niet wordt gevolgd in de afhandeling van de nalatenschap van haar vader en moeder jegens klaagster. Klaagster verzoekt het hof alle eerder door de kamer genomen beslissingen te vernietigen wegens niet-onafhankelijk en buiten het recht om handelen in de rechtsgang en door de rechtspraak, waardoor er overduidelijk van géén onpartijdige en eerlijke behandeling van haar klachtzaak sprake is geweest.
3.4.
Gronden voor een doorbreking van het appelverbod zijn het hof niet gebleken. Klaagster heeft niet gesteld en ook is niet gebleken welk fundamenteel rechtsbeginsel door de kamer zou zijn geschonden. Dat klaagster het inhoudelijk niet eens is met de beslissing van de kamer is niet voldoende. Verder is het hof niet gebleken dat er formele gebreken kleven aan de beslissingen van de voorzitter van de kamer en van de kamer in deze zaak. Klaagster heeft bij de kamer al haar bezwaren naar voren kunnen brengen en klaagster is daarover ter zitting gehoord. Er is daarom geen reden om af te wijken van de regel dat geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer waarbij het verzet ongegrond is verklaard. Het hoger beroep van klaagster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.Beslissing

Het hof:
- verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H.M. van Altena, J.W.M. Tromp en Th.W. van Grafhorst en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door de rolraadsheer.