Op 13 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 oktober 2024 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak met parketnummer 15-009401-24, waarin de verdachte, geboren in 2006, werd aangeklaagd. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met een belangrijke wijziging in de kwalificatie van feit 3. De kinderrechter had dit feit gekwalificeerd, maar het hof heeft deze kwalificatie verbeterd naar 'poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen', waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van. Daarnaast heeft het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.
De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 27 februari 2025, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en diens raadsvrouw. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straffen zou krijgen als eerder opgelegd door de kinderrechter. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep en heeft dit bevestigd, met inachtneming van de verbeterde kwalificatie en de aanvulling van de wettelijke voorschriften. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.