ECLI:NL:GHAMS:2025:1223
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen de strafmaat die was opgelegd in de eerste aanleg. Echter, tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal aangegeven dat, gezien de recente ontwikkelingen rondom de verdachte, de grieven niet langer worden gehandhaafd en dat het openbaar ministerie de beëindiging van het appel wenst. Dit verzoek was gericht op de (voorlopige) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Het hof heeft vervolgens overwogen dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak, vooral omdat de verdachte zelf geen hoger beroep heeft ingesteld. Op basis van artikel 416, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.