ECLI:NL:GHAMS:2025:1244

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
23-002657-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 14 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 14 november 2024. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1998, die momenteel gedetineerd is. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 30 april 2025 en het onderzoek in eerste aanleg in overweging genomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd. Het hof heeft de gronden van het vonnis aangevuld en enkele bewijsmiddelen toegevoegd, waaronder een overdrachtsformulier en een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut. Tevens heeft het hof een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van het bewezenverklaarde hersteld. Het hof heeft geoordeeld dat het strafmaatverweer van de raadsvrouw niet tot een ander oordeel leidt over de strafoplegging. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen en aanvullingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002657-24
datum uitspraak: 14 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 14 november 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-277388-24 tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteland] op [geboortedag] 1998,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- de gronden aanvult als volgt. Het hof:
  • vervangt het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde ‘schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport Identificatie en kwantificering van cocaïne in kledingstukken van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 september 2024 (los in het dossier)’ door ‘een schriftelijk bescheid, te weten een rapport in de zaak contra [persoon] verdacht van overtreding van de Opiumwet, met laboratoriumnummer [nummer], opgemaakt door W. Wind, MSc, van het Douane Laboratorium van 4 september 2024 (pagina’s 053 – 055)’;
  • voegt aan de bewijsmiddelen toe: ‘een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) met mutatienummer PL27RP/24-078052, datum registratie
29 augustus 2024 (pagina’s 0146 – 0147);
 voegt aan de bewijsmiddelen toe: ‘een schriftelijk bescheid, te weten een overdrachtsformulier goederen met mutatienummer PL27RP/24-078052 van 29 augustus 2024’ (pagina’s 0154-0155);
- een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van het bewezenverklaarde herstelt en de kwalificatie verbeterd leest als ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod’;
- ten aanzien van het door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde strafmaatverweer overweegt dat dit niet tot een ander oordeel over de strafoplegging leidt.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. E. Mijnsberge en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2025.